20 November 1939.
gelijkheid versterkt dan onze onderhandelaars-positie.
De heer De Tello heeft opgemerkt, dat het aan Ge-
deputeerde Staten is, om te zorgen, dat Haarlem, indien
later toch een contract moet worden aangegaan, Heem-
stede redelijke voorwaarden aanbiedt. Het is echter,
volgens spreker, zeer begrijpelijk, dat als Heemstede
eerst over bijvoorbeeld 6 maanden een .contract met
Haarlem sluit, Haarlem, indien ze nog wil contractee-
ren, door Heenrstede minstens de meerdere kosten Iaat
betalen, die door het uitstel zijn veroorzaakt. Indien een
ander contract met Haarlem moet worden gesloten, zal
spreker toch natuurlijk ten allen tijde de belangen van
Heemstede behartigen, dat is zijn plicht.
Naar aanleiding van het gesprokene door den heer
Disselkoen over den levensduur van de kamerovens,
wijst spreker er op, dat hij den Directeur instantelijk
heeft gevraagd of hij een hoogeren levensduur in de
calculatie durfde op te nemen. Deze vond den langen
levensduur van den bestaanden oven echter een unicum.
Waar bij een reëelen opzet door den Directeur geen
langeren levensduur dan 10 jaar voor den oven wordt
aangehouden, behoeft spreker dat toch ook niet te doen.
Voorts is aangehaald, dat de Directeur niet voor het
contract zou voelen. Spreker wijst er op, dat de Direc-
teur het in deze omstandigheden den besten uitweg
acht.
In het algemeen wil spreker nog de opmerking maken,
dat het niet onmogelijk is, dat wij straks in een moei-
lijke kolenpositie zullen komen. Niet dat gevreesd be-
hoeft te worden, dat de kwantiteit kolen niet betrokken
kan worden, doch wel, dat kolen van mindere kwaliteit
moeten worden gebruikt, hetgeen als gevolg zal hebben,
dat een mindere gasopbrengst uit de kolen zal komen.
Als er een contract 'met Haarlem gesloten wordt, dan
heeft men met al die nadeelen niets te maken, omdat
men geen kolen maar gas koopt. Voorts bestaat de
mogelijkheid, dat voor het gebruik van minder soort
gaskolen, de gasovens het nog eerder zullen begeven.
Het alsnog aangaan van een contract met Haarlem is
volgens spreker, in het welbegrepen belang van Heem-
stede.
De heer Jhr. van de Poll, Wethouder, merkt op, dat,
de heer van der Erf heeft gezegd, dat de loonen in
Heemstede omlaag zijn gegaan. Iedereen weet, aldus