20 November 1939.
de gasvoorziening hangt in de lucht, aldus de \Vethou-
der van Unen. ln het Maandschrift 1938 van het Cen-
traai Bureau voor de Statistiek, biz. 566 en volgende,
kwam de navolgende op de opheffing en concentratie
van gasfabrieken in Nederland, betrekkmg hebbende
mededeeling voor.
Aantal fabrieken op 31 December, weike gas
leveren in een gebied met een bevolking van:
1920
1925
1930
1935
Uit dit statistisch staatje over het tijdvak 1920-1935
blijkt, dat van de 34 gasfabrieken welke gas teverden
in een gebied met een bevolkmg van 10—20.000 zielen
er ze^ge en schrijve 2 gasfabrieken of zijn verdwenen
of zijn geconcentreerd: in 15 jaren liep dit aantal dus
van 34 tot 32 terug.
Van de zijde van de Staatsmijnen zoowel als van
de Hoogovens, wordt zoowel in het openbaar als achter
de coulissen, gepropageerd in de voorgestane richting
van den Wethouder. Het gevolg van deze propaganda
is creweest, dat Mr. Simons in zijn werk Gemeentebe-
drifven, deel 5, op pagina 417 schrijft: „als een bezwaar
van de verhouding tusschen Staatsmijnen en de gemeen-
ten is gevoeld, dat de Staatsmijnen een overheerschen-
de positie innemen en feitelijk hun voorwaarden kunnen
dicteeren"
Hoe sterk bij deze twee grootbedrijven het verlangen
is tot concentratie moge biijken uit de rede van Protes-
sor v. Iterson,directeurder Staatsmijnen voor de yereeni-
orjncr van Gasfabrikanten, te lezen m het Gas 1988,
blz.&220 en volgende: „Naar zijn oordeel zal de gemeen-
telijke gasvoorziening door een landelijke moeten wor-
den vervangen. Deze zou het gas moeten krijgen uit
groote gasfabrieken en van de cokenjen der Staats-
mijnen en Hoogovens. Bij wijze van overgang zouden
2000 en
minder
2000 tot
5000
5000 tot
10.000
10.000 tot
20.000
20.000 tot
50.000
50.000 tot
100 000
1 boven
100.000
8
54
60
34
26
7
11
7
43
62
32
29
10
9
5
36
51
36
25
12
11
2
34
44
32
28
13
13