22 Februari 1940.
27
welke toestanden ook groote moreele gevaren zijn
verbonden.
Spreker zal met deze algemeene opmerkingen over
de onderdeelen van de begrooting volstaan en de ver-
dere opmerkingen bij de desbetreffende posten inaken.
De heer Rijkes zegt, dat het niet zijn bedoeling is
algemeene beschouwingen te houden, omdat zijn frac-
tiegenoot, lid der financieele commissie, dit doet en
het ook beter kan.
Toch acht spreker het iangzamerhand tijd om zijn
voorstel toe te lichten, omdat de heeren van der Erf en
Disselkoen ook reeds een en ander er over hebben ge-
zegd.
Burgemeester en Wethouders stellen voor, aldus spre-
ker, ter dekking van het tekort op de begrooting 1940
te heffen:
10 opcenten op de Vermogensbelasting,
waarvan de opbrengst wordt geraamd op 9.350.—
en 10 opcenten op de Gemeentefondsbe-
lasting, met als geraamde opbrengst f 34.000,—
Totaal rond 43.000,—
Spreker wil trachten aan te toonen, dat deze belasting-
verhooging niet noodig is en zal daartoe eerst beginnen
met bespreking van het Water- en Electriciteitsbedrijf.
De begrootingen dezer beide bedrijven, aldus spreker,
zijn behandeld in de commissievergadering van 28 De-
cember 1939. In die vergadering heeft spreker medege-
deeld, dat hij deze begrootingen wel wenschte te be-
spreken doch, in verband met het beeld, dat de gemeen-
tebegrooting 1940 zou geven, vrij wenschte te staan;
met andere woorden indien er nâ 28 December 1939
nieuwe gezichtspunten zouden komen, hij deze ernstig
zou bestudeeren.
En deze nieuwe gezichtspunten zijn, volgens spreker,
gekomen en hij wenscht deze nu met een enkel woord
te behandelen.
A. VVaterleidingbedrijf.
De werkelijke winst over de eerste tien maanden van
1939 bedroeg 35.848.
de raming over datzelfde tijdvak bedroeg 29.839.
Meerdere winst 20 of
6.009,—