38
22 Februari 1940.
voorstel mogelijk nog herziening van de meening der
financieele commissie tengevolge had kunnen hebben,
doch wenscht deze bemerking niet als een „aannierking"
te zien opgevat.
Ramingen van belasting-opbrengst, aldus spreker,
blijven ramingen en daarmede moet men wel zeer voor-
zichtig zijn en er niet teveel op bouwen. Spreker acht het
gewaagd en delicaat otn de overschotten van een vorig
jaar te nemen als graadmeter voor komende uitgaven.
T'en aanzien van de politie wil de heer Kamerbeek
alleen zeggen, dat deze onder het gemeente-personeei
een bijzondere plaats inneemt. De integriteit van den
politiedienst behoort boven alles verheven te zijn, doch
té lage salarissen kunnen fataal zijn, wat in andere ge-
meenten ook inderdaad gebleken is, toen na verkeerde
handelingen door een agent bij het onderzoek aan de
hand van huishoudboekjes enz." door hem kon worden
aangetoond, dat bij zijn salaris hij niet anders kon doen
dan schulden maken. Ook de heer Disselkoen noemde de
plaats van de politie in den gemeentedienst een bijzon-
dere. Als ieder van ditzelfde overtuigd is, dan zal men
ook al het noodige willen doen om deze plaats te waar-
borgen.
Wat betreft d'e werkverruiming, is spreker overtuigd,
dat dit coliege doet zooveel als mogelijk is. A1 houdt
men steeds discussies over dit onderwerp, dan wordt
nien het toch nooit eens, omdat er nu eenmaal verschil
van inzicht bestaat over de objecten van uitvoering. Het
brengen in een ander vak met meer perspectief is, naar
spreker's meening, vrijwel onmogelijk en logisch is, dat
de betrokken vakorganisaties daartegen bezwaren aan-
voeren. Spreker betreurt het feit, dat de mechanisatie
van de industrie den handarbeid uitschakelt, maar effi-
ciency eti kostenberekening maken het noodzakelijk, dat
alles op haren en snaren gezet wordt om de concurrentie
het hoofd te kunnen bieden. Toch kunnen alle bezwaren
de gemeentelijke overheid niet beletten te doen, wat mo-
gelijk is om werkobjecten te vinden.
Tenslotte zegt spreker, dat het hem niet mogelijk is
thans de door den heer Rijkes genoemde cijfers inzake
winsten enz. zôö voliedig te beoordeelen dat hij daarnaar
zijn beslissing kan richten. Hij zou het dan ook appre-
cieeren wanneer verdaging van de beslissing omtrent het
voorstel van den heer Rijkes zou kunnen plaats hebben.