22 Februari 1940.
65
vrouw zich al heel weinig zal bekommeren om de be-
lastingen. De man doet dat wel. Daar ligt de fout van
de mannen, dat zij veel te eenzijdig zijn. Het gezin komt
hier wonen en ontvangt een belastingaanslag. Een be-
lastingaanslag is nog nooit meegevallen en men heeft
nog nooit gezegd dat die iaag is. H.M. de vrouw zal zich
echter elke inaand weer aan de hooge bedrijfstarieven
ergeren, met als gevolg, dat het gezin toch zal weggaan.
Het aantal vestigingen is in deze gemeente goed te
noemen. Er gaan echter ook weer veel gezinnen weg.
Dit is een aanleiding om het meer te zoeken in het vast-
houden van de gezinnen door de tariefspolitiek te her-
zien.
Van den Voorzitter heeft spreker beluisterd, dat het
de bedoeling is, door middel van de Wet op de Finan-
cieele Verhouding tusschen Rijk en Gemeenten, de nivel-
leering van de financiën voor de gemeenten nog verder
door te voeren. Des te noodzakelijker is het volgens
spreker, daarom, dat getracht wordt, dat Heenrstede op
ander gebied niet ten achter komt. En dit kan niet beter
dan de dagelijksche uitgaven te verlichten, door het
vaststellen van lagere tarieven.
Door den heer Kamerbeek is gepleit voor invoering
van een gezinstarief voor de bedrijven. De heer Kamer-
beek zal van spreker wel willen aanvaarden, dat deze
materie zeer moeilijk is. Dat de Wethouder onmiddellijk
op deze gedachte heeft willen repliceeren valt daarom
te prijzen. Sprekers fractie acht deze materie zoo belang-
rijk, dat zij deze serieus wil bekijken en in studie nemen.
De Voorzitter heeft verklaard, dat de door spreker
genoemde vermeerdering van de kosten voor de politie
niet/8000.bedraagt, omdat op dezen post nog
andere onderdeelen voorkomen. Dit is volgens spreker
volkomen juist. Feit is, dat de kosten voor de politie
met ettelijke duizenden zijn toegenomen en reeds eenige
jaren een regelmatige stijging vertoonen. Dit verschijnsel
verdient z.i. de aandacht van Burgemeester en Wethou-
ders.
Ten aanzien van de omscholing van werkloozen
merkt soreker op, dat bij elke uiting uit het kamp der
bouwvakarbeiders rekening moet worden gehouden met
een alleszins verklaarbare uiting van beroepsegoïsme.
Desondanks verklaart spreker, achter den Wethouder te
staan, als hij in de door hem ingeslagen richting wil