17
28 Maart 1940.
SCHADEVERGOEDINGS-VERORDENING
ROOILIJNEN.
AAN DEN RAAD.
Krachtens art. 2, 2° der Woningwet is de gemeente-
raad bevoegd bijzondere voorschriften vast te stellen
ter bepaling van een voorgevelrooilijn of achtergevel-
rooilijn voor woningen en andere gebouwen aan één
of meer bestaande of toekomstige wegen of deelen van
wecen, waarvan de ligging in het besluit bepaaldehjk
is aangeduid. Tegen de vaststelling van deze voor-
schriften, welke aan de goedkeuring van Gedeputeerde
Staten zijn onderworpen, kunnen belanghebbenden bij
den Raad bezwaren inbrengen.
De goedkeuring op voorschriften, als bovenbedoeld,
zal niet worden verkregen wanneer geen regelmg om-
trent eventueele schadevergoeding is getroffen.
Daar eventueele schade eerst vergoed behoeft te
worden op het tijdstip, waarop die schade înderdaad
wordt ondervonden, zal het meermalen voorbarig en
daardoor oneconomisch zijn om reeds bij het vaststel-
len van dergelijke rooilijnbesluiten de schade te be-
palen of op te heffen door b.v. aankoop van gebouwen
of terreinen. Ook zal de vaststelling van de grootte der
schade meestal veel tijd vorderen, waardoor de tot
standkoming van voorschriften voor bepaling der rooi-
lijnen groote vertraging zal ondervinden.
Deze bezwaren kunnen worden ondervangen door
de vaststelling van algemeene regelen, welke moeten
worden in acht genomen wanneer belanghebbenden
meenen dat zij door de vaststelling van bijzondere
voorschriften tot bepaling van rooilijnen, schade zullen
ondervinden.
Wij achten de tot standkoming van dergehjke alge-
meene regelen van groot belang omdat daardoor ver-
traging in de vaststelling van bijzondere voorschriften
voor bepaling van rooilijnen kan worden voorkomen.
Mitsdien bieden wij U hierbij een ontwerp-veroide-
ning aan onder mededeeling dat de commissie voor
Openbare Werken zich daarmede volkomen kan ver-
eenigen.