106
28 Maart 1940.
daarmede, zijn voorstel zou terugnemen, hetgeen echter
niet is geschied.
Spreker wil wel verklaren, dat zoodra er licht in deze
materie komt, Burgemeester en Wethouders onmiddel-
lijk in den geest der Regeering, aan het gemeenteperso-
neel zullen denken. Deze gedachtengang, aldus spreker,
is volkomen gelijk aan het geval, toen in de Commissie
voor de Werkloozenzorg werd betoogd, dat het tijd
werd om aan de werkloozen duurtetoeslag te geven.
Burgemeester en Wethouders hebben toen ook de toe-
zegging gedaan, dat zoodra door de Regeering in die
richting ieen stap zou worden gedaan, Burgemeester en
Wethouders ook zouden komen met een voorstel om
duurtetoeslag te geven. De Commissie voor de Werk-
loozenzorg was het daarmede toen eens. Burgemeester
en Wethouders hebben ten aanzien van dit punt als
steeds woord gehouden.
Burgemeester en Wethouders achten nu elk voorstel
tot salarisverhooging oî duurtetoeslag, zoolang de Rijks-
regeering nog geen stelling heeft genomen, een schoon
gebaar.
Spreker wijst er op, dat een gemeente in Noord-
holland onlangs zoo'n besluit heeft moeten intrekken,
terwijl hij voorts wil voorlezen, wat dezer dagen bekend
werd omtrent duurtetoeslag bij de Spoorwegen.
,,Naar wij vernemen, werden dezer dagen tusschen
de Directie der Nederlandsche Spoorwegen en den Per-
soneelraad o.m. besproken de eventueel voor het perso-
neel te nemen duurtemaatregelen.
Als resultaat daarvan heeft de directie bij den Minis-
ter van Waterstaat een voorstel ingediend, op de loonen
in loonschaal 1 en 2 (dus de laagste loonen) in gemeente-
klasse I en II, een duurtetoeslag toe te kennen van resp.
4 pct. en 2 pct. Naar aanleiding van dit voorstel ontving
de directie van den Minister bericht, dat de Raad van
Ministers als zijn oordeel heeft uitgesproken, dat, indien
tot eenigen maatregel aangaande salarissen van het
rijkspersoneel wordt overgegaan, een overeenkomstige
regeling voor het spoorwegpersoneel zal kunnen wor-
den getroffen.
De uitwerking van een op dezen grondslag te treffen
regeling voor het spoorwegpersoneel, zal uiteraard
eerst kunnen geschieden, wanneer vaststaat, wat de