28 Maart 1940.
95
„Het zij ons vergund schriftelijk te herhalen en
eventueel aan te vullen, hetgeen wij mondeling bij de
voorlaatste en laatste raadszittingen ter kennis van Uw
College hebben gebracht, ten aanzien van de wen-
schelijkheid der loonherziening tengevolge van de
stijging der levensbehoeften, van het gemeenteperso-
neel in het algemeen, doch bijzonderlijk van het
politiecorps.
Het is ons bekend dat eventueele salariscorrectie
van het gemeentepersoneel afhankelijk is van de goed-
keuring der Regeering.
Uit feit kan ons er niet van weerhouden om bij
Uw geacht College er beleefd op te blijven aandrin-
gen, het vraagstuk in de eerstvolgende raadsverga-
dering aan de orde te willen stellen, voorzien van
Uw bij voorbaat gewaardeerd advies.
Waarom?
1. Omdat het Uw College en den Raad bekend is,
dat wij groote voorstanders zijn van het behoud, even-
tueel herstel van de gemeentelijke onafhankelijkheid.
2. Omdat de driehoeksfiguur Rijk—Provincie—Ge-
meente, de redenen doen hier niet ter zake, grooten-
deels ten nadeele van de gemeentelijke onafhankelijk-
heid uitvalt.
3. Omdat wij in ons vrije Nederland, in een ge-
meente zoo vrij als een vogeltje in de lucht, toch niet
van hoogerhand den zwijgplicht hebben ontvangen,
onder het motto: „Heemstede concludeert, Den Haag
casseert".
4. Omdat een eventueel meerderheidsbesluit van
den Raad toch recht heeft op publiciteit en op over-
weging van de hooge Regeering. De ingezetenen en
de belanghebbenden kunnen dan onder alle omstan-
digheden constateeren dat de goede wil er bij de
vroede vaderen is, doch vadertje Staat er ook nog is.
(In de afhankelijkheidspositie van de gemeente tegen-
over het Rijk, komen dan de eventueele gevolgen voor
rekening van het staats- en niet voor het gemeente-
gezag).
5. Omdat de kosten van de levensmiddelen zijn
gestegen met elf procent, welke stijging van deskundige
zijde wordt erkend als het meest te drukken op de
groep met de laagste inkomens.