28 Maart 1940.
99
Deze verlagingen spreken voor zichzelf. Het toen-
malig College van Burgemeester en Wethouders was
het, als reeds gezegd, met deze verpletterende loons-
verlagingen niet eens, doch stond machteloos tegen-
over de regeeringseischen.
In „De Geineente" van 1 Maart 1940 komt van de
hand van Dr. S. Mok een op dit onderwerp betreffend
artikel voor. Uit dit artikel zal spreker, eerlijkheids-
halve voor de debet- en creditzijde van de salarissen
van het overheidspersoneel in het algemeen en de
mogelijkheden van de conjunctuur-inwerking op deze
salarissen, alsinede de conclusie, waartoe de schrijver
komt, citeeren.
„Thans zien wij weer een niet onbelangrijke ver-
hooging der prijzen. Zij beperkt zich tot nu toe tot
de eerste levensbehoeften, terwijl ook de directe en
indirecte belastingen worden verhoogd. Doch de huren
en de tarieven der overheidsbedrijven gas, electri-
citeit, water, trein, tram zijn nog niet gewijzigd.
De vraag doet zich nu voor, of er reeds aanleiding
bestaat de loonen van het overheidspersoneel te ver-
hoogen. Men kan die vraag niet beantwoorden met
een verwijzing naar de verhooging van de loonen in
het particuliere bedrijf, welke allerwege valt waar te
nemen. In deze loonen is nog altijd verdisconteerd
het werkloosheidsrisico, dat de particuliere arbeiders
loopen. Het overheidspersoneel heeft een vaste positie.
Werkloosheid, in den gebruikelijken zin, kenthetniet;
bij ziekte, mobilisatie, e.d. gaat zijn loon door. Het
heeft ook een dragelijke pensioen-regeling. Deze ele-
menten mag men niet verwaarloozen, wanneer men
een vergelijking maakt tusschen de loonen in het par-
ticuliere bedrijf en in den overheidsdienst.
In beginsel is er dan ook alles voor te zeggen, dat
deze laatste loonen niet bij elke prijsstijging worden
verhoogd. Het denkbeeld van de glijdende loonschaal,
dat ook nu weer wordt verdedigd, is niet ernstig ge-
noeg, om op bespreking aanspraak te maken. Loons-
verhooging wegens prijsstijging kan voor het over-
heidspersoneel in beginsel ik herhaal dit met na-
druk alleen in overweging worden genomen, wanneer
de prijsstijging algemeen en van ernstigen omvang is.
Beteekent dit nu, dat ik de zeer gematigde en tac-
tische bonden van overheidspersoneel om tot eenige
loonsverhooging te komen, veroordeel? Verre van dien