37
27 Juni 1940.
OVEREENKOMST TOELATING LEERLINGEN
BUITENGEWOON LAGER ONDERWIJS.
AAN DEN RAAD.
Bij brief van 31 Mei j. 1. lieeft het gemeentebestuur
van Haarlem ons medegedeeld, dat het voornemens
was aan den Raad dier gemeente voor te stellen met
ingang van 1 Januari 1941 op te zeggen de met onze
gemeente aangegane regelingen betreffende de toe-
lating van leerlingen uit onze gemeente op de open-
bare scholen voor gewoon-, uitgebreid- en buitenge-
woon lager onderwijs der gemeente Haarlem, en be-
treffende toelating van leerlingen uit Haarlem op de
openbare scholer) in onze gemeente.
Blijkens nader ingekomen bericht heeft de Raad van
Haarlem inmiddels in dien zin besloten.
Die rpgelingen waren er op gebaseerd, dat, indien
voor eenig toegelaten kind het betaalde schoolgeld
minder is dan het bedrag dat gerekend moet worden
de „kosten van instandhouding" (per leerling en per
kalenderjaar) te zijn van het onderwijs aan de soort
scholen, waartoe de door dat kind bezocht wordende
school behoort, het verschil aan de schoolgemeentp
wordt uitgekeerd.
In de gemeenterekening over 1938 is als uitvloeisel
van deze overeenkomsten verantwoord als ontvangen
van Haarlem, voor zoover lager- en uitgebreid lager
onderwijs betreft, f 172.43 en betaald aan Haarlem
f 111.41, zoodat de financieele gevolgen van de op-
zegging der overeenkomsten van geringe beteekenis
zijn. Bovendien blijft iedere gemeente natuurlijk vrij,
ook zonder overeenkomst, de kinderen uit de andere
gemeente tot hare scholen toe te laten. Voor hen is
dap toch, op grond van Art. 66 der Lager-onderwijs-
wet 1920, slechts het op de gewone wijze berekende
schoolgeld verschuldigd.
Uit het pangehaalde schrijven blijkt vpprts, dat, in-
dien prijs gesteld wordt op behoud van een regeling
betreffende de toelating van leerlingen op de scholen
voor buitengewoon lager onderwijs te Haarlem, het
gemeentebestuur van Haarlem bereid is te bevorderen
dat een zoodanige regeling tot stand komt.
Waar een zoodanige openbare school in deze ge-