38
27 Juni 1940.
een minimum breedte van 5 m is voorgeschreven, zijn
uitsluitend bestemd voor arbeidersgezinnen en mogen
daarom geen grooteren inhoud dan 240 m3 boven vloer
beganegrond hebben.
Art. 3.
De zijwaartsche afstanden, bedoeld in kolom 5 van
de in artikel 2 opgenomen tabel, worden gemeten lood-
recht op het verticale vlak, gaande door de erfschei-
ding, uit de terzijde het dichtst bij de erfscheiding ge-
legen gedeelten der gebouwen.
Art. 4.
Burgemeester en Wethouders kunnen toestaan:
1. dat een vrijstaand woonhuis aan een zijde op
korteren afstand van de erfscheiding wordt gebouwd
dan aangegeven in kolom 5 van de in artikel 2 opge-
nomen tabel, mits de totale open ruimte aan weerszijden
van het gebouw ten minste het dubbele van den in de
juist genoemde kolom 5 aangegeven zijwaartschen af-
stand bedraagt en geen kortere afstand dan 3 m tot
de zijwaartsche erfscheiding wordt opengelaten;
2. dat in bijzondere gevallen met ten hoogste 1 m
wordt afgeweken van het bepaalde in de kolom 5 van
de in art. 2 opgenomen tabel, wanneer zulks een goede
-exploitatie zal bevorderen;
3. dat in bijzondere gevallen ten hoogste 1 woon-
huis meer aaneen mag worden gebouwd dan aange-
geven in kolom 4 van de in art. 2 opgenomen tabel,
wanneer zulks een goede exploitatie zal bevorderen.
Art. 5.
De krachtens het bepaalde in de artt. 2 en 4 ontstane
zijwaartsche ruimten moeten tot het volle oppervlak
onbebouwd en onoverdekt blijven.
Art. 6.
De tusschen de voorgevelrooilijnen en de grenzen
der wegen gelegen grond is bestemd als voortuin.
Het in het eerste lid bedoelde terrein moet van den
weg zijn afgescheiden. Deze terreinafscheidingen moe-