172
22 Augustus 1940.
van de Onderwijs Commissie met de voorgedragenen
zouden kennis maken. Spreker heeft dan ook de can-
didaten opgedragen, zich aan de leden van de Onder-
wijs Commissie voor te stellen.
De heer Kamerbeek zegt, dat de heer Nieuwbeerta
bij hem geweest is en dat de heer Disselkoen door
den heer Nieuwbeerta niet was thuis getroffen.
De heer Disselkoen heeft tot zijn genoegen gehoord,
dat er iets aan gedaan is. Overigens acht spreker de
genomen maatregelen niet in overeenstemming met de
gedane toezegging door den heer Van Unen. Voor de
Onderwijs Commissie is een bespreking van de can-
didaten achteraf, niet belangrijk. Een bezien van de
voordracht, voordat zij den Raad wordt aangeboden,
heeft volgens spreker zin. Spreker vraagt of deze
werkwijze bij een volgende gelegenheid zal worden
gevolgd.
De heer Van Unen, Wethouder, acht dit niet juist.
Bij een voordracht liggen alle stukken ter visie van
de raadsleden, zooals de adviezen van het desbetref-
fende hoofd van de school en den inspecteur van het
lager onderwijs. Men kan daarover wel gaan praten,
doch spreker ziet daar de noodzakelijkheid niet van
in. Spreker acht het beter, dat de candidaten bij de
leden van de Onderwijs Commissie een visite maken.
Burgemeester en Wethouders hebben geen enkele
meerdere inlichting dan de raadsleden.
Ook de heer Rijkes is het met den gang van zaken,
niet eens. De Raad, aldus spreker, moet een benoeming
doen, terwijl hij de menschen niet eens kent. Door
den Wethouder is de belofte gedaan, dat de voor-
drachten in de Onderwijs Commissie zullen worden
besproken. Spreker vertrouwt wel, dat Burgemeester
en Wethouders een goede voordracht zullen opmaken,
doch hij acht het voor den Raad beter, als deze weet
dat de Onderwijs Commissie zich er mede kan ver-
eenigen.
De heer Kamerbeek vraagt, hoe een onderwijzers-
benoeming tot stand komt.
De heer Van Unen, Wethouder, zet de geheele
procedure van een onderwijzersbenoeming uiteen. Spre-
ker zou na het deskundig onderzoek, dat naar de ca-