10
7 Februari 1941.
gestegen kosten van levensonderhoud, op peil moeten
worden gebracht, dient niet uitsluitend aan gehuwden
te worden gedacht. Het voorstel van Burgemeester en
Wethouders sluit aan op de rijksregeling. Het is spreker
bekend, dat als aan de ongehuwden een toeslag zou
worden gegeven, hiervoor goedkeuring noodig is, die
moeilijk te verkrijgen zal zijn. Spreker wil echter de
positie van de laagstbezoldigden der ongehuwden,
gaarne in de belangstelling van het gemeentebestuur
aanbevelen.
Burgemeester en Wethouders, aldus spreker, stellen
voor het adres van het politiepersoneel in hun handen
te stellen om advies.
Spreker vraagt, hoe het komt, dat van de zijde van
het politiepersoneel dit voorstel wordt gedaan, terwijl
de voorgenomen regeling hen toch in den kindertoeslag
betrekt;" het verschil bestaat alleen tusschen aanvang
van den toeslag bij het eerste of bij het derde kind.
Spreker wi! er nog de aandacht op vestigen, dat hij
hei niet vanzelfsprekend vindt, dat den Raad een der-
gelijk verzoek op deze wijze bereikt. De publiciteit, die
Jaaraan in de pers is gegeven, kan hij niet bewonderen.
De heer Van der Linden vraagt, of het de bedoeling
is, om den kindertoeslag ook aan het losse personeel te
verleenen. Spreker hoopt, dat het losse personeel op
voet van gelijkheid met het vaste personeel zal worden
behandeld.
De heer De Tello vraagt, welk standpunt Burgemees-
ter en Wethouders innemen ten opzichte van het per-
sonetl in semi-overheidsdienst. Spreker denkt hierbij
b.v. aan den Distributiedienst. Men kan dezen dienst,
volgens spreker, zöô bekijken, dat het personeel voor
10 in gemeentedienst en voor 90 in rijksdienst
is. Spreker is van meening, dat, indien hierover ver-
schil van meening zou bestaan, dit niet op den rug
van het personeel dient te worden uitgevochten. Hij
zou gaarne zien, dat de praktijk zôô werd, dat zij die
recht op den toeslag hebben, dezen ook werkelijk zullen
krijgen. Spreker ziet in deze zaak liever een royaal
standpunt van de gemeente.
De heer Van Unen, Wethouder, zegt, dat de eerste
vraag van den heer Rijkes reeds door den heer Van der
Erf is beantwoord.
S