32
degenen, die geen lid zijn van een werkloozenkas
als hiervoren bedoeld.
Waar in deze regeling sprake is van den Burgemees-
ter wordt hieronder verstaan, de Burgemeester ter
waarneming van de taak van Burgemeester en Wht-
houders.
A. Voor de reglementair rechthebbenden,
uitgetrokkenen en reglementair nog
niet-rechthebbenden.
Artikel 1.
De onvrijwillig geheel of gedeeltelijk werklooze valide
arbeiders, die in loondienst werkzaam zijn geweest en
tenminste twee achtereenvolgende jaren in deze ge-
meente woonachtig zijn, ontvangen, zoolang zij, naar
het oordeel van den Burgemeester, daarvoor in aanmer-
king komen, eene wekelijksche uitkeering in geld.
Artikel 2.
Bij de beoordeeling van de vraag of, en in welke mate
ondersteuning noodig is, wordt, met inachtneming van
de na te noemen normen, die als m a x i m a gelden,
nauwlettend met den toestand van elk gezin in het bij-
zonder rekening gehouden.
Voor ondersteuning komen slechts in aanmerking
diegenen, die zich het noodzakelijke levensonderhoud
niet kunnen verschaffen, terwijl slechts in zoodanige
mate steun wordt verleend, als met het oog op de be-
hoeften en de omstandigheden van den ondersteunde
noodzakelijk moet worden geacht.
Niemand kan aan deze regeling eenig recht op onder-
steuning ontleenen.
Artikel 3.
Als kostwinners worden alleen diegenen beschouwd,
die door hun loon geheel of bijna geheel in het onder-
houd voorzagen van het gezin, waartoe zij behooren.
Artikel 4.
Onder kostgangers worden verstaan ongehuwden, die
niet bij hun ouders inwonen.
Van de kostgangers zijn van ondersteuning uitge-
sloten: