28
25 April 1946.
De Voorzitter zegt toe hier zooveel mogelijk reke-
ning mee te zullen houden,
De heer Mr. Bakhuizen van den Brink heeft bezwaar
tegen art. 6 van het ontwerp-besluit, omdat dit z.i. te
ver gaat. Spreker meent, dat de waarde der obligaties
in art. 6 bedoeld, behoort te worden vastgesteld op ten
minste f 500.of f 1000.Nu zou men dit bedrag
ook op f 1.kunnen stellen. Wel verwacht spreker
niet, dat dit geëischt zal worden, maar de mogelijkheid
dient z.i. vermeden te worden.
Den heer Jhr. van de Poll, Wethouder, lijkt dit wel
erg gezocht. Alle leeningen worden sinds jaren met
deze voorwaarde afgesloten en van toepassing van
deze bepaling heeft spreker nooit gehoord. Wel wil spr,
nog wijzen op een andere bepaling, n.l. dat de gemeente
ten atlen tijde bevoegd is tot vervroegde geheele of
versterkte aflossing over te gaan, zonder boetebetaling.
Spreker vindt dit een mooie voorwaarde.
De heer Mr. Bakhuizen van den Brink zag toch
gaarne een limiet gesteld.
De heer Jhr. van de Poll, Wethouder, merkt op, dat
indien toepassing van dit artikel wordt gevorderd, de
leening opgezegd kan worden.
De heer Mr. Bakhuizen van den Brink is van meening
het veel eenvoudiger is om een limiet in de voorwaarde
op te nemen, Spreker stelt voor, om in artikel 6, na het
woord ,,bedragen" in te voegen: ,,van ten minste
f 100.—".
De heer Disselkoen vindt het raar om een dergelijke
voorwaarde in den Raad ter sprake te brengen. De
heer Mr. Bakhuizen van den Brink had van zijn wensch
om dit artikel aan te vullen, tijdig bericht aan den Wet-
houder kunnen geven.
De heer Mr. Bakhuizen van den Brink antwoordt,
dat het schrijven waarbij het ontwerp hem werd toe-
gezonden, hem zöö laat heeft bereikt, dat er geen tijd
overbleef om een commissievergadering bijeen te roe-
pen. Hij acht zich dan ook 'volkomen vrij om in den
Raad een ondergeschikt detail ter sprake te brengen.