25 April 1946.
31
De heer Disselkoen merkt op, dat die moeilijkheid
voor Heemstede niet grooter is dan voor Haarlem of
Bloemendaal.
De heer ]hr. van de Poll, Wethouder, vestigt er de
aandacht op, dat dit noodlijdende gemeenten zijn.
De heer Diss^koen zegt, dat het van belang is, daf
er een begrooting wordt opgemaakt, waaruit blijkt,
dat de gemeente niet noodlijdend is waarom het aan-
6eveling zou kunnen verdienen te wachten op de fi-
nancieele regeling tusschen Rijk en Gemeenten. In de
praktijk is nu echter gebleken. dat dit niet mogelijk is.
Het opstellen van een begrooting, aldus spreker, heeft
ook dit nut, dat' daarin de uitgaven worden gefixeerd
op een maximum bedrag. Het nadeel, ontstaan door
het ontbreken van die maximum-bedragen, kon wel eens
grooter zijn, dan het nadeel, dat uit de begrooting wel
eens kon blijken, dat Heemstede ook noodlijdend is
Spreker noemt dit allemaal schijn. Er moet algemeene
zuinigheid worden betracht, maar er staat geen post
vast. Spreker betreurt dezen gang van zaken.
De Voorzitter herhaalt zijn gedane toezegging.
De heer Reijnders vergelijkt een gemeente zonder be-
grooting met een auto zonder rem. Zoo wijst
spreker op de Politie, waarover de Raad niets te zeg-
gen heeft, maar waarvoor de Raad toch de noodige
gelden moet verschaffen. Spreker heeft den indruk, dat
er bij de Politie nogal ruw met benzine wordt omge-
sprongen. Het zou volgens spreker goed zijn, als Bur-
gemeester en Wethouders eens inzage van de rekenin-
gen namen.
De Voorzitter antwoordt, dat dit een punt is om te
bespreken bij de behandeling van de begrooting.
PLAATS RAADSLEDEN IN VERGADERING.
De heer Mr. Pliester zegt, dat in de vorige vergade-
ring een schrijven is ingekomen van verschillende
raadsleden waarin zij kennis gaven, dat zij waren toe-
getreden tot een nieuwe partij. In de samenstelling van
den Raad is daardoor verandering gekomen, Bij de
eerste vergadering van dezen Raad, aldus spreker, is