22 Juli 1946 71
een brief aan den heer Mr. Bakhuizen van den Brink
geschreven en tenslotte deed hij een derde poging vöör
den aanvang der raadsvergadering in Februari van dit
tn VT Bakhuizen van den Brink heeft toen
toegezegd, dat deze zaak in orde zou komen. Volgens
^preker heeft ook de heer Verspoor wel degelijk aan
ng uitgeoefend om de commissie in vergadering bij-
vanden R rtn' Z°°als d£ heer Mr- Bakhuizen
den Bnnk de kwestie nu stelt maakt hij het slechts
erger. Hij verklaart immers thans, dat hij een bijeen
roepen der commissie niet noodzakelijk vond. Dit is
eciiter îets wat de commissie zelve moet uitmaken Dc
eer Mr. Bakhmzen van den Brink, die uitstekend en
nutüg werk op dit gebied heeft verricht, overschrijdt
îermede de bevoegdheden eens voorzitters, bij wien
heer der ver9adenngen berust. Tot den
heer Tan der Erf zegt spreker, dat er vöôr 1931 wel
degehjk arbeiderswoningen zijn gebouwd, echter na
datJafr petf 1meer- De raadsfractie, waartoe de heer
an der Erf behoort, heeft toen nagelaten iets op dit
gebied te doen. De heer Van der Erf zelf gaat in dezen
vnjuit; hij is er niet in kunnen slagen den Wethouder
I ifIJf ractle9enooten voor dit doel te mobiliseeren
het scnroinelijk te kort aan arbeiderswoningen had
men voor 1939 tegen lagen prijs gemakkelijk kunnen
voorzien. rnaar men heeft het nagelaten omdat men niet
wi de. De heer Van der Erf had spreker dienen bij te
ln zi>n crhiek op het uitblijven van arbeiders-
woningbouw.
De heer Kamerbeek wenscht er op te wijzen dat hü
aan de door den heer Disselkoen geconstateerde te
Kortkoming van zijn fractie volkomen onschuldig is. Hij
Zlch tegen dezen woningbouw nooit verzet.
De heer Disselkoen geeft toe, dat de heer KamerbeeV
eers in i939 zijn intrede in den gemeenteraad deed,
e 9aat nter evenwel om het tijdvak van 19311941
ge uiende hetwelk de R. K. raadsfractie er niet aan'
heett medegewerkt een onderzoek naar de woningtoe-
standen m de gemeente in te stellen, evenmin als d
oenma ige Wethouder, hoewel deze uit ervarinq wist
noe slecht zij waren.