7
30 Januari 1947.
VOEREN RECHTSGEDINGEN.
Aan den Raad,
In 1939 en 1940 werden overeenkomstig de daar-
voor in de Dienstplichtwet en het Dienstplichtvergoe-
dingsbesluit opgenomen voorschriften aan de daarvoor
in aanmerking komende militairen, die in verband met
de mobilisatie in actieven dienst waren opgeroepen,
door ,den Burgemeester vergoedingen wegens kost-
winnerschap uitgekeerd. Uiteraard werden deze ver-
goedingen vastgesteld aan de hand van de op het
tijdstip der toekenning bekende gegevens, terwijl ver-
anderingen daarin werden aangebracht wanneer de
omstandigheden daartoe aanleiding gaven.
Van Rijkswege is in 1943 begonnen met een contrôle
van de tijdens de mobilisatie uitgekeerde kostwinners-
vergoedingen.
Hierbij is gebleken dat alhier, evenals in zeer vele
gemeenten des lands, verschillende uitkeeringen te hoog
of ten onrechte waren toegekend. Dit werd geenszins
veroorzaakt door een minder nauwgezette behandeling,
doch door het ontbreken van op het tijdstip der vast-
stelling van de uitkeeringen vaststaande gegevens.
Bij de contrôle in 1943 kon echter worden beschikt
over definitieve gegevens, welke door den belasting-
dienst over de jaren 1939 en 1940 waren verzameld
en gecontroleerd.
Het gevolg van deze contrôle is dat de ten on-
rechte of te veel genoten vergoedingen moeten worden
terugbetaald. Verschillende personen hebben, na daar-
toe door den Burgemeester te zijn aangeschreven, het
ten onrechte genotene terugbetaald.
Een zestal personen is echter in gebreke gebleven,
ondanks herhaalde aanmaningen, het verschuldigde te
voldoen. Inning van deze gelden, in totaal bedragende
2839.60, zal thans dienen te geschieden door in-
roeping van de hulp van de rechterlijke macht.
Över de vraag of de Burgemeester bij de uitvoering
van de Dienstplichtwet en het Dienstpiichtvergoedings-
besluit handelt als orgaan der gemeente of als Rijks-