30 Januari 1947.
5
tegenwoordige beheerder die functie toch ook maar
tijdelijk uitoefent. In aannemerskringen heeft men er
ernstig bezwaar tegen, dat aan firma's, die door hun
werk tijdens den oorlog volledig in het bezit gebleven
zijn van hun kapitaal, materiaal en gereedschappen en
die dus een onrechtmatigen voorsprong op anderen
hebben verkregen, werken worden opgedragen. Bo-
vendien is er een circulaire ingekomen van den
Directeur-Generaal voor de Bijzondere Rechtspleging,
waarin er op wordt aangedrongen om aan dergelijke
firma's geen werk op te dragen. De motieven heb-
ben Burgemeester en Wethouders aanleiding gegeven
om het werk in massa aan de N.V. Mij. Wegenbouw te
gunnen.
De heer Mr. Zeelenberg vraagt, of het Burgemeester
en Wethouders bekend is, welke oplossing in een der-
gelijk geval wordt gevonden in een noodlijdende ge-
meente. Wordt daar het werk aan den laagsten in-
schrijver gegund of niet.
De heer Van Lent, Wethouder, antwoordt, dat dit
hem niet bekend is.
De heer Zegwaart merkt op, dat het antwoord op
die vraag kan worden afgeleid uit de circulaire van den
Directeur-Generaal voor Bijzondere Rechtspleging.
De heer Mr. Bakhuizen van den Brink, Wethouder
zegt, dat de gemeente Haarlem, die noodlijdend is, in
een dergelijk geval den laagsten inschrijver passeert.
De heer Zegwaart heeft met groote belangstelling
van het voorstel kennis genomen en daaruit bemerkt,
dat in tegenstelling tot vroeger, het maken van een
deklaag op de bitumenvoetpaden, nu uitbesteed wordt.
Spreker zal zich tegen deze wijze van uitvoering niet
verzetten, integendeel. Spreker heeft in dienst van de
gemeente meer dan 10,000 M2 voetpad gemaakt en hel-
pen maken. Uit dien hoofde is het spreker bekend, dat
het bij het maken van wegen en voetpaden van het
grootste belang is, dat men de juiste verhoudingen van
het te verwerken materiaal aanhoudt. Spreker wil er
dan ook met klem op aandringen, dat er bij dit werk
uitstekend toezicht wordt gehouden, opdat niet met de