79
27 Februari 1947.
autoriteiten iemand ethisch onrecht wordt aangedaan.
De Burgemeester heeft gezegd, dat de hem verstrekte
gegevens van den Hoofdinspecteur en van corpsleden,
hem aanleiding gaven tot den gewraakten maatregel
over te gaan. Spreker kan zich indenken, dat er be~
zwaren kunnen bestaan tegen het opnieuw opnemen van
een bepaalden persoon in het corps. Daarover behoeft
niet gedebatteerd te worden, aangenomen althans dat
de gegevens uit die kringen verstrekt de juistheid van
het besluit van de Zuiveringscommissie niet aantasten.
Als dat wel het geval is, dan is het de ëthische plicht
klaren wijn te schenken.
De Voorzitter zegt, dat de heer Reijnders in den gang
van zaken een aanslag op de gemeente-financiën ziet
en een strop voor de gemeente vreest. Dit kan, aldus
spreker, geen strop voor de gemeente worden, omdat
de gemeente het geld toch van het Rijk terugkrijgt.
Spreker wil nog verwijzen naar zijn nota, waaruit blijkt,
dat de Regeering zich achter spreker stelt en goedvindt
dat wederopname in het corps niet gebeurt. De per~
socn in kwestie heeft zijn geval aan den Minister voor-
gelegd, die geen aanleiding vond om tusschenbeide te
komen.
Het is spreker niet bekend, althans heeft hij er nooit
var. gehoord, dat de goede geest in het corps wordt
verstoord door het in dienst blijven van den tweeden
ambtenaar, zooals de heer Willemse vroeg.
Den heer van den Berge antwoordt spreker, dat de
redenen om den eersten ambtenaar niet meer in het
corps te herplaatsen, volkomen buiten de zuivering
staan. Was dat niet het geval, dan zou spreker als
tweede zuiveraar optreden.
De heer van den Berge zegt, dat dit zijn eenige be~
zwaar was.
De heer de Ronde vraagt, of de corpsgeest er dus
niet onder lijdt als de tweede ambtenaar in dienst blijft.
De Voorzitter antwoordt ontkennend. Spreker heeft
van geen enkele ontstemming gehoord.
De heer de Ronde merkt op, dat de tweede ambte-
naar toch in Januari ontslagen moest worden met be-
houd van pensioen.