28
27 Februari 1947.
ons land een groote ongelijkheid in belastingdruk, zoo-
dat er rijke en arme gemeenten gekend werden. In 1929
komt de Wet op de Financieele verhouding tusschen
het Rijk en de gemeenten tot stand, welke wet o.m. het
Gemeentefonds instelde. In de dertiger jaren neemt de
noodlijdendheid geleidelijk toe en zoo stijgt in 1932 het
aantal gemeenten, dat in die omstandigheden komt te
verkeeren, van 7 op 14.
In 1933 komt dan de wet tot steun aan noodlijdende
gemeenten tot stand, maar reeds spoedig daarna doet
de algemeen heerschende werkloosheid zijn catastrofa-
len invloed op de gemeentelijke budgetten gevoeleft. Om
uit de impasse te geraken werd in 1935 het Werkloos-
heidssubsidiefonds bij de wet ingesteld, dat echter
tijdens de bezetting weer werd afgeschaft. De daarna in
'het leven geroepen regeling werd door de Nederland-
sche regeering na de bevrijding gehandhaafd.. A1 deze
maatregelen hebben echter weinig verandering in den
toestand kunnen brengen en evenmin in de kuren,
welke de begraotingen bij de colleges van Gedeputeerde
Staten moeten ondergaan, waar zij worden bestraald,
geopereerd -en gemasseerd. Ofschoon er thans 800
van de 1000 gemeenten noodlijdend zijn, is het wellicht
toch wat overdreven als J. Hasper in 't weekblad ,,Eco-
nomisch Statistische Berichten" van 22 Jan. 47 schrijft:
,,Het spook van de noodlijdendheid, aanvankelijk met
schrik aangezien, wordt thans met een zucht van ver-
lichting binnengehaald. De verantwoordelijkheid voor
de financiën is naar het Rijk verlegd. Rijksambtenaren
besturen aan de hand van normen met mogelijkheden
van modulaties en mitigaties al naar gelang van de
plaatselijke omstandigheden.
Reeds vôör den oorlog was het zoo, dat onder spe-
ciaal toezicht staande gemeenten weer eens iets konden
aanschaffen en zelfs een nieuw gemeentehuis konden
laten bouwen, waar andere gemeenten zich nog allerlei
dingen ontzegden, om vooral maar zoo lang mogelijk
zelfstandig te blijven."
Spreker vervolgt met er op te wijzen, dat de groote
kwaal blijft: het fixeeren van de inkomsten op het peil
van vöôr 1940. Het Gemeentefonds is verdeeld in twee
afdeelingen. waarvan Afdeeling I de verdeelpot en Af-
deeling II de bedeelpot vormt. De bedeeling uit Afdee-