20 27 Maart 1947. OPHEFFING COMMISSIE VAN PLAATSELIJK TOEZICHT OP HET LAGER ONDERWIJS. Aan den Raad. Aanvankelijk werd in artikel 176, 2e lid, der Lager- onderwijswet 1920 aan den raad de verplichting op gelegd ter nadere verzekering van het plaatselijk toe- zicht op het lager onderwijs, hetwelk door Burge- meester en Wethouders wordt uitgeoefend, een com- missie in te stellen, waarvan de inrichting en de samen- stelling moesten worden geregeld met inachtneming van in genoemde wet gestelde bepalingen. Aan dit voorschrift is uitvoering gegeven bij raads- besluit van 22 Maart 1921, no. 10. Als taak hebben dergelijke commissies het gemeente- bestuur en de leden van het Rijksschooltoezicht adviezen te verstrekken met betrekking tot het lager onderwijs in de gemeente. Op grond van het bepaalde in een bezettingsmaat- rëgel (Achtste Verordening betreffende bijzondere maat- regelen op administratiefrechtelijk gebied) werd op 30 September 1941 door den Burgemeester bepaald, dat de werkzaamheaen van bedoelde commissie bléven rusten. Wij hebben overwogen of het noodig is deze com- missie weder actief te doen worden, waarbij wij tot de conclusie zijn gekomen dat de behoefte aan het bestaan daarvan toch niet zoo groot is. Wij meenen dat deze commissie kan worden gemist zonder tenge- volge daarvan aan het toezicht op het onderwijs te kort te doen. Het imperatieve voorschrift tot de in- stelling van een dergelijke commissie is trouwens ook uit de wet verdwenen sedert 1936, uit overweging dat niet voor alle gemeenten aan een dergelijke commissie de behoefte bestond. Op grond van deze wetswijziging isreeds in meerdere gemeenten deze commissie afgeschaft. Wij stellen U mitsdien voor de Commissie van plaatselijk toezicht op het lager onderwijs op te heffen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1947 | | pagina 1