14 Augustus 1947.
165
over te laten. Zo is er een -schenking ontvangen, waar-
bij was bepaald, dat, indien er boeken bij waren, die
naar het oordeel van de directeur van de leesbiblio-
theek voor het doel niet geschikt waren, deze aan de
Niwin moesten worden overgedragen. Deze voor-
waarde is naar het oordeel van burgemeester en wet-
houders niet bezwarend. Neemt men voor dit besluit
de door de heer Mr. Zeelenberg voorgestelde redactie,
dan zouden dergelijke schenkingen aan het oordeel
van de raad moeten worden onderworpen.
De heer Mr. Zeelenberg, wijst er op, dat door de
voorgestelde redactie van burgemeester en wethou-
ders, de beslissing of zij het aanvaarden van een
schenking aan de raad zullen voorleggen, ook aan
burgemeester en wethouders wordt gedelegeerd, ter-
wijl spreker van mening is, dat dit aan de raad moet
worden voorbehouden.
De heer Disselkoen, wethouder, herinnert er aan,
dat hij vanouds voorstander is om de bevoegdheden
van de raad zo min mogelijk te delegeren aan burge-
meester en wethouders. Niettemin is hij de geestelijke
vader van dit voorstel, omdat het z.i. een zeer simpele
zaak betreft. Bij de redactie van de heer Mr. Zeelen-
berg moet toch elke schenking aan de raad voorge-
legd worden. Spreker acht het dan beter om bij de
jaarlijkse mededeling aan de raad van de gedane en
aanvaarde schenkingen, tevens opgave te doen van
de voorwaarden waaronder deze zijn geaccepteerd.
Dit is wef ten dele achteraf, maar spreker ziet geen
betere oplossing. Bij de beoordeling van deze opgave
is het aan de raad om het algemeen beleid van bur-
gemeester en wethouders te bezien.
De heer Mr. Zeelenberg kan hiermede wel accoord
gaan.
De heer Van den Berge vraagt, of in deze opgave
van burgemeester en wethouders ook worden opgeno-
men de door hen geweigerde schenkingen, omdat
daarover onder b niet wordt gesproken.
De heer Disselkoen, wethouder, antwoordt, dat als
burgemeester en wethouders een schenking willen