170
14 Augustus 1947.
Van de 2]/2 3 ton die we dus nu eigenlijk aan het
uitgeven zijn komt ca. 60.000.terug in de vorm
van bouwterrein, en niet meer. Want dit staat wel
vast, we kunnen niet de gehele zaak inbouwen en op
een klein pleintje die mooie brug met niets er achter
dan wat fundamenten opbergen. Wil men er iets van
maken dan is ruimte nodig en ruimte kost geld.
Het is dus wel degelijk de vraag: zô als het nu
voorgesteld wordt en anders niet.
Daarvoor, voor dat weinige moois, gaan we nu zo-
veel geld onrendabel uitgeven.
Spreker kan zich niet begrijpen dat dit college van
burgemeester en wethouders met dit voorstel komt,
tenzij er in de boezem van het college over dit punt
geen eenstemmigheid bestaat.
Hoe kan onze wethouder van financiën bijvoorbeeld
dit plan steunen.
Realiseert ieder zich wel wat we gaan doen?
Toen we de begroting behandelden heeft ieder on-
zer er zijn genoegen over uitgesproken dat burgemees-
ter en wethouders de begroting sluitend hadden weten
te houden. Ons is op het hart gebonden, dat we nu
maar weinig kromme sprongen konden maken. En nu
gaan we voor een op zijn zachtst gesproken zeer ge-
ring cultureel genot, dergelijke uitgaven doen. Spreker
kan zich dat niet goed begrijpen.
Men werpe hem niet tegen, dat deze uitgaven ten
laste van de kapitaaldienst gaan. Ongeacht de om-
standigheid. dat door aflossing en rente en in dit geval
vooral rente, de gewone dienst er toch al voor zal
worden belast, neemt hij niet aan, dat alle uitgaven
voor dit plan op de kapitaaldienst zullen kunnen wor-
den gebracht. Ook de gewone begroting wordt er
door aangesproken. We betalen toch, doch verschui-
ven eenvoudig door boeking op de kapitaaldienst.
Men werpe spreker niet tegen, dat we voor het
sluitend maken van de begroting voor volgende jaren
niet meer zo benauwd behoeven te zijn omdat de com-
missie Oud misschien zoveel goeds voor de gemeen-
ten bereiken kan. Dat is onzin, wij geven hier gemeen-
schapsgeld uit en als dat een luxe-uitgave is, dan
moeten we dat niet doen, of het mag of niet mag, of