14 Augustus 1947.
175
oord te geven. Hoe dit zal worden kan naar sprekers
mening aan burgemeester en wethouders worden over-
gelaten.
De heer Mr. Zeelenberg heeft de Indische buurt
horen afschilderen als een sombere woonwijk. Zô
vreselijk vindt spreker dat echter nu weer niet. Als
er plantsoenen moeten worden aangelegd tot verfraai-
mg van deze buurt, dan vindt spreker dat best. Dit
plan gaat hem echter te ver. Hebben burgemeester en
wethouders, aldus vraagt spreker, de toezegging, dat
het rijk de kosten van restauratie zal dragen? Als het
rijk dit niet doet, dan zal bij aankoop de gemeente
daar zelf voor komen te staan. Spreker heeft al eens
eerder gezegd, dat de overheid geen geheugen en geen
geweten heeft. Als een en ander niet zwart op wit
vast staat, dan is het mogelijk dat de betrokkene of
een eventuële opvolger zich een .dergelijke toezegging
niet herinnert, hetgeén tot ernstige consequenties aan-
leiding kan geven. Spreker vraagt zidi af wie in een
eventueel daar te stichten theehuis thee zal gaan
drinken. Spreker is van mening, dat de bezwaren die
tegen dit voorstel bestaan de voordelen overtreffen.
De heer Willemse wil als enige bewoner van de
Indische buur.t in deze raad, nog iets over dit voor-
stel zeggen. Spreker wil beginnen met te verklaren,
dat hij tegen dit voorstel is, om de daaraan vérbonden
financiële lasten. Ook staat spreker zeer sceptisch
tegenover de aanleg van een recreatie-oord. Het, be-
treft hier maar een gering stukje grond. Zou dit beplant
worden met struikgewas, dan komt dat in tegenspraak
met de bedoeling om alles op dit plekje zo vlak moge-
lijk te houden en die vlakte hebben we bovendien nu
ook al. Spreker is van mening, dat het grootste deel
der Indische buurt-bewoners deze opzet nie-t op prijs
zal stellen. Als het een park zou worden met struik-
gewas dan zou het nog iets zijn. Het voorste stuk van
het terrein is slechte grond waar niets behoorlijks van
valt te maken. Van een te stichten theehuis zal zeker
geen gebruik worden gemaakt door mensen uit de
Indische buurt doch alleen door mensen van buitenaf,
De heer Disselkoen, wethouder, zegt, dat thans een