190
14 Augustus 1947.
genomen moeten worden i.z. het recht van koop. Spre-
ker vraagt of de overblijfselen niet door monumenten-
zorg onteigend kunnen worden.
De heer Mr. Bakhuizen van den Brink, wethouder,
zegt, dat hij persoonlijk met de heer Disselkoen met de
familie Beels de besprekingen heeft gevoerd. Hierbij is
nadrukkelijk gebleken, dat deze familie niet anders
wil, dan de gronden in haar geheel te verkopen. Ook
dit heeft nog veel moeite gekost.
De heer Disselkoen, wethouder, merkt op, dat als
dit voorstel op de lange baan wordt geschoven, er in
1948 nog geen huizen kunnen worden gebouwd.
De Voorzitter stelt voor, eerst over het voorstel
van burgemeester en wethouders te stemmen, omdat
dit z.i. het meest verststrekkend is.
De heer Van den Berge is van mening, dat het
voorstel van de heer Mr. Zeelenberg verder gaat dan
het voorstel van burgemeester en wethouders. Brengt
de voorzitter het voorstel van burgemeester en wethou-
ders toch in stemming, dan bestrijdt hij daarvan de wet-
tigheid en protesteert daartegen ten sterkste.
De heer Mr. Zeelenberg zegt, dat, als hij een voor-
stel doet waarbij hij burgemeester en wethouders uit-
nodigt tot enz., bij aanneming daarvan, het voorstel van
burgemeester en wethouders toch nog niet weg is.
De heer Disselkoen, wethouder, zegt, dat burge-
meester en wethouders overtuigd zijn, dat aanneming
van het voorstel van de heer Mr. Zeelenberg tot niets
kan leiden, omdat die mogelijkheid reeds met de familie
Beels is besproken en is afgewezen. Elk ander voorstel
geeft vertraging in de gang van zaken.
De heer Verhoeven merkt op, dat in 1948 daar toch
nog geen woningen kunnen worden gebouwd. De
grond is bovendien veel te drassig.
De heer Mr. Bakhuizen van den Brink, wethouder,
wijst er nog op, dat een onteigeningsprocedure een
lange termijn vergt, terwijl dan de familie Beels in die
tijd de vrije beschikkking over de brug behoudt met
alle te verwachten gevolgen van dien.