156
14 Augustus 1947.
hetzij dat burgemeester en wethouders zelf de aan~
dacht van de betreffende instanties vragen. Met alle
waardering die spreker voor de heer Dr. Brongersma
heeft, dat hij de moeite heeft genomen om de vragen
tot de minister te.richten, wil hij er toch op wijzen,
dat de heer Dr. Brongersma deze vragen niet als lid
van deze raad heeft gesteld, maar als lid van de le
Kamer der Staten Generaal. Het is daarom diens zaak
welk antwoord hij aan de minister zal geven als hij
het nodig vindt om verdere stappen te doen om zijn
positie te rechtvaardigen. Iets anders is het of de raad
dit op zich kan laten zitten. Het antwoord van de
minister komt spreker zeer onbevredigend voor. Z.i.
moet de inhoud van de nota van burgemeester en
wethouders met klem van redenen, door burgemeester
en wethouders ter kennis van de minister worden ge-
bracht. Spreker vindt het niet juist om op eigen initia-
tief de heer Dr. Brongersma de nodige stof voor een
antwoord aan de minister te verschaffen, hoewel als
hij om de stof vraagt, deze hem niet moet worden
onthouden. Burgemeester en wethouders moeten zelf
inzake het vraagstuk der woningvoorziening de nodige
stappen doen om tot verbetering daarvan te komen.
De heer Ir. Kooijmans heeft opgemerkt, dat in de
stukken, de een de ander beschuldigt van onattentheid,
doch spreker wil gaarne aannemen dat Heemstede
gelijk heeft. Toch kan spreker zich niet aan de indruk
onttrekken, dat Heemstede hierin niet geheel vrijuit
gaat. Elke gemeente behoort toch contact te houden
met de Planologische dienst en dit is blijkbaar door
Heemstede nie,t voldoende gedaan. Het is dan ook zeer
gewenst, dat de gemeente alsnog voldoende voeling
houdt met de Planologische dienst.
De heer Verhoeven steunt het idee van de heer
Verspoor. Formeel heeft de heer Mr. Zeelenberg in
zijn betoog om de heer Dr. Brongersma in deze zaak
niet in te schakelen, gelijk. Dit vormt echter geen
principieel maar wel een gradueel verschil. Spreker
is van mening, dat men de heer Dr. Brongersma in
deze tegemoet dient te komen, omdat het toch ook met
instemming van de raad was, dat hij zijn vragen stelde.