25 September 1947.
206
V. BENOEMING LEDEN COMMISSIE VAN
ADVIES BEDOELD IN ARTIKEL 8 DER
W'OONRUIMTEWET 1947.
De voordracht is opgenomen in de gedrukte stukken
onder volgno.
54. Commissie van advies bedoeld in art. 8 der
woonruimtewet 1947.
De heer de Ronde weet niet of de voorgestelde leden
voldoende in het sociale werk zijn ingewerkt om als
deskundige in deze commissie op te treden. Voor de
woningvordering moeten er mensen in de commissie
zitting hebben die in het sociale werk goed georiënteerd
zijn. Ook heeft spreker gemist, dat er een vrouw in de
commissie zitting krijgt. Zijn bezwaar gaat niet uit naar
personen, maar spreker had liever gezien, dat de voor-
dracht was samengesteld na ruggespraak met de ver-
schillende raadsfracties. Een groot gedeelte van de
voorgedragenen is aan spreker onbekend.
De heer Reijnders wijst er op, dat bij wetswijziging
de bevoegdheden van de burgemeester in deze zaak in
handen van burgemeester en wethouders zijn gelegd.
Spreker vraagt le. of de voorzitter hem kan mededelen
welk lid van het college gedelegeerd is om deze materie
te behandelen en 2e. in welke kwaliteit de voorgedragen
heren in deze commissie zitting hebben. In het wets-
voorstel toch staat aangegeven, dat vertegenwoordigers
van huurders, huiseigenaren en hypotheekhouders in de
commissie zitting moeten hebben.
Mevr. van Nispen-van Wely had in deze commissie
graag een vrouw benoemd gezien, omdat het hier een
terrein betreft waarop de vrouw bij uitstek thuis is, n.l.
de verdeling van woonruimte. Spreekster verklaart, dat
het haar bekend is, dat vrouwen net zo graag het werk
doen zonder bepaald in een commissie zitting te hebben,
waarom het h.i, aanbeveling kan verdienen om enige
aan te wijzen vrouwen de vergadering van de commissie
te doen bijwonen.
De Voorzitter zegt, dat in de wet staat aangegeven,
dat de te benoemen commissie zo mogelijk moet bestaan
uit 2 personen, die representatief zijn, respectievelijk