14
Februari 1948.
belasting-uitkering en de bijzondere uitkering. zal ech-
ter völgens art. 5 van het wetsontwerp verminderd
worden met de helft van het percentage, hetwelk de
totale opbrengst van de in de gemeente geheven ge~
meentelijke belastingen blijft beneden de opbrengst dier
belastingen bij de hoogst toelaatbare of de in een alge-
mene maatregel van bestuur aan te geven heffing.
De aangehaalde circulaire zegt, dai het voor de
hand ligt, dat voor het genot van de uitkeringen uit het
gemeentefonds tot het volle bedrag noodzakelijk 2al zijn
de heffing van:
190 opcenten op de grondbelasting voor de gebouwde
eigendommen;
110 opcenten op de grondbelasting voor de onge-
bouwde eigendommen;
150 opcenten op de hoofdsom der personele belasting;
ondernemingsbelasting naar het vermenigvuldigings-
getal 2,4;
hondenbelasting naar vastgestelde tarieven;
vermakelijkheidsbelasting naar tarieven die kort ge-
leden zijn bekend gemaakt.
Omtrent de vraag, of de straatbelasting hierin ook
betrokken zal worden, wordt nog overleg gepieegd
tussen de Ministers van Binnenlandse Zaken en Finan-
ciën.
Waar de kortingsregeling voorwerp is van regeling
bij algemene maatregel van bestuur, kan een definitieve
berekening van de algemene uitkering voor onze ge-
meente nog niet plaats hebben. De vraag öf, en zo ja,
in hoeverre de straatbelasting hierin betrokken zal wor-
den. is daarvoor van groot belang. Tegen het wêl
daarin betrekken van de straatbelasting kan aangevoerd
worden dat de gemeenten, die deze thans nog niet tot de
vereiste hoogte hebben opgevoerd, daartoe thans be-
zwaarlijk kunnen overgaan, omdat huurverhoging als
een gevolg van de stijging der lasten van de huiseige-
naren rfiet wordt toegestaan, zodat één bepaalde groep
van de bevolking door zulk een belastingverhoging ge-
troffen zou worden.
In tegenstelling met de bestaande uitkering uit het
gemeentefonds, die in Hfdst. II werd verantwoord, zal
de algemene uitkering worden verantwoord in Hfdst.
XII 2 der begroting. Zoals U uit de toelichting daar-