29 April 1948
134
kapitaaldienst in inkomsten een vermeerdering van
f 106.725.en een vermindering van f 200.en in
uitgaven een vermeerdering van f 106.525.
De Voorzitter deelt mede, dat de financiële commissie
met deze ontwerp-besluiten accoord gaat.
De ontwerp-besluiten worden zonder beraadslaging
en zonder hoofdelijke stemming vastgesteld.
OPZEGGING GELDLENING OORSPRONKELIJK
GROOT f 360.800.
De heer Mr. Bakhuizen van den Brink, wethouder,
wil in afwijking van de agenda nog een punt ter beslis-
sing aan de raad voorleggen. De gemeente, aldus spre-
ker, heeft een geldlening lopen oorspronkelijk groot
f 360.800.tegen een rente van 3% Getracht is
voor deze lening van de geldgeefster een verlaging van
de rente te verkrijgen tot 32>x/z hetgeen echter niet
is gelukt. Per 1 Januari 1948 is het resterende bedrag
der lening nog f 338.500.Thans wordt met een rijks-
instelling overleg gepleegd om daar de leriing onder te
brengen tegen een rente van 3 na 10 jaar 3/
De pnderhandelingen die gaande zijn bieden uitzicht op
verwezenlijking. Het is zeer waarschijnlijk, dat een aan-
bieding in deze geest zal worden ontvangen. Echter zal
alsdan een voorwaarde worden gesteld, die tot nu toe
nog nooit is goedgekeurd, n.l. dat bij tussentijdse op-
zegging van de lening door de gemeente een boete ver-
schuldigd zal zijn van 1 /2 welk percentage steeds
1 bedraagt. Met gedeputeerde staten is over even-
tuele goedkeuring va'n deze voorwaarde overleg ge-
pleegd, die zich er echter niet over willen uitlaten al-
vorens de Minister hierin heeft beslist. Spreker ver-
zoekt de raad te besluiten aan burgemeester en wethou-
ders machtiging te verlenen om, naar gelang de onder-
handelingen zich ontwikkelen, de lopende lening reeds
thans op te zeggen en het resterende bedrag van
f 338.500.onder te brengen tegen een verlaagde
rente. Burgemeester en wethouders kunnen dan met de
onderhandelingen hierover verder gaan.
De heer Mr. Zeelenberg vraagt, of bij opzegging van
de lopende lening boete verschuldigd zal zijn en hoeveel
deze bedraagt.
