103
28 October 1948.
Artikel 4.
Onverminderd het bepaalde in artikel 189 der Lager-
onderwijswet 1920 moet te allen tijde toegang tot de
school en het schoolterrein worden verleend aan de leden
van het college van burgemeester en wethouders, aan
de commissie voor het onderwijs en aan de door burge-
meester en wethouders aan te wijzen ambtenaren. Aan
hen moeten alle, hetzij schriftelijk of mondeling, ge-
vraagde inlichtingen, de school of het personeel rakende,
worden verstrekt.
Artikel 5.
De toestand en ligging van het schoolgebouw, van de
lokalen en van de speelplaats, als ook de toestand en
doelmatigheid van de schoolmeubelen, moeten zijn ten
genoegen van burgemeester en wethouders.
Artikel 6.
Het bestuur ener bijzondere kleuterschool is verplicht
toe te staan dat het geneeskundig schooltoezicht en de
schooltandverzorging zich ook tot die school uitstrekt
en zal eventueel daaruit voortvloeiende aanwijzingen
van de schoolarts of schooltandarts dienen op te volgen.
Artikel 7.
Het bestuur der school en|of het personeel is verplicht
te voldoen aan de aanschrijvingen van burgemeester en
wethouders betreffende de nakoming van het in deze
verordening voorgeschrevene.
Is aan enige aanschrijving te dezer zake binnen de
door burgemeester en wethouders bepaalde of eventueel
verlengde termijn niet voldaan, dan wordt door burge-
meester en wethouders een evenredig deel van het be-
drag der subsidie ingehouden over de termijn, lopende
van de dag af, dat aan die aanschrijving had moeten
zijn voldaan, tot aan de dag waarop daaraan voldaan is.
Leerlingen.
Artikel 8.
De school moet ten minste 30 geregeld werkelijk
schoolgaande kinderen tellen, terwijl in één klasse niet