28 October 1948.
255
veronderstelt spreker, dat de schoolbesturen zich wel
in de handen zullen wrijven.
De heer Ir. Kooijmans spijt het, dat hij niet de ver-
gadering van de onderwijscommissie, waarin dit voor-
stel is behandeld, heeft kunnen bijwonen. Spreker be-
tuigt zijn waardering voör dit voorstel van burgemeester
en wethouders. Hij is er van overtuigd, dat het nodig
is op dit terrein wat te doen. Spreker wijst op de toe-
nemende belangstelling voor het kleuteronderwijs. ln
Groningen b.v. bezoeken 80 90% der daarvoor m
aanmerking komende kinderen, voorbereidend onder-
wijs. De verzorging van dit onderwijs is echter onbe-
vredigend. Van de 122 onderwijzeressen die in de pro-
vincie Groningen les geven is een zeer groot deel on-
bevoegd. Spreker juicht het dan ook toe, dat hier goede
onderwijskrachten worden gewenst en door de voor-
waarden aan de subsidieëring verbonden, goed onderwijs
wordt gewaarborgd. Spreker vraagt of bij het opstellen
der voorwaarden, contact is gezocht met de besturen van
organisaties voor het bijzonder kleuteronderwijs. Het is
niet uitgesloten, dat van de zijde dezer besturen bezwaar
gemaakt wordt tegen enige artikelen, waarbij spreker o.a.
denkt aan art. 10, dat eist, dat de lijst van de op de
school te gebruiken boeken en leermiddelen, aan de
goedkeuring van burgemeester en wethouders is onder-
worpen. Het is z.i. heel wel mogelijk, dat bepaalde
boeken door burgemeester en wethouders niet goed-
gekeurd worden, omdat zij daar anders over kunnen
denken dan een schoolbestuur. Spreker weet niet of
de schoolbesturen tegen deze bepaling geen bezwaar
zullen hebben.
Voorts wijst spreker er op, dat art. 8,- 2e lid, voor-
schrijft, dat, indien meer kinderen voor toelating wor-
den aangemeld dan waarvoor plaatsruimte beschikbaar
is, de jongsten in leeftijd niet worden toegelaten. Spr.
veronderstelt de mogelijkheid, dat het schoolbestuur
aan jongere kinderen die qua milieu waaruit zij komen
beter bij de school passen, de voorkeur zou willen geven
boven oudere kinderen die dit niet zouden doen.
De heer de Ronde veronderstelt niet, dat van hem
verwacht zal worden, dat hij een lans breekt voor het
bijzonder kleuteronderwijs. Naar aanleiding van de op-