23 December 1948.
297
huijsenlaan. Toen bestond er ook geen eenstemmigheid
in de raad i.z. het rooien van bomen daar. Zoiets kan
meer voorkomen, waarom spreker niet zo ver wil gaan
om deze bevoegdheid aan burgemeester en wethouders
te delegeren. Bovendien geeft dit de raad niet zo veel
werk. Spreker is het daarom eens met de heer Dr.
Brongersma.
De heer van Lent, wethouder, antwoordt, dat het
voorbeeld van de Camphuijsenlaan, aangehaald door de
heer Zegwaart, ook na aanneming van dit voorstel van
burgemeester en wethouders, in de raad zou zijn be-
handeld. Zo ook b.v. het rooien van bomen in de Zand-
voorter Allee. Het rooien van dergelijke beplantingen
zal toch steeds aan het oordeel van de raad bhjven
onderworpen.
Tot nu toe heeft spreker geen klachten over aan-
plantingen gehoord. Bij .de herbeplanting van de wegen
zijn de bomen op grotere onderlinge afstand geplaatst
dan tot nu toe gebruikelijk was. Was de afstand vroe-
ger m, thans wordt daar 16 m voor genomen.
De heer Mr. Zeelenberg wijst er op, dat de Valken-
burgerlaan erg kaal is, waarom hij verzoekt deze zoveel
mogelijk te beplanten.
De heer Dr. Brongersma zegt, dat als deskundigen
hebben gesproken, een bescheiden stilzwijgen past. Toch
komt het voor, dat ook deskundigen onderling van
mening verschillen. Zo kan het voorkomen, dat een
boom met het oog op gevaar voor het verkeer weg moet,
terwijl bij de behandeling van het voorstel in de raad
blijkt, dat een andere oplossing mogelijk is, waardoor
het gevaar wordt ondervangen. Spreker acht het toch
werkelijk het beste dat de raad hierin de beslissing
houdt.
Het voorstel van burgemeester en wethouders, hierna
door de voorzitter in stemming gebracht, wordt aan-
genomen met 153 stemmen.
Tegen het voorstel stemden de heren Dr. Brongersma,
Zegwaart en de Ronde.
De heer Dr. Brongersma verzoekt burgemeester en
wethouders aan de raad jaarlijks mededeling te doen
van de bomen voor welke door hen toestemming tot
rooien gegeven is.