3hM
23 December 1948.
299
De heer Verspoor vraagt of de heer Zegwaart zich
wel rekenschap heeft gegeven hoe een monumëntale
brug het daar ter plaatse zou doen. Als hij dit even
had doorgedacht, dan zou hij dit niet te berde hebben
gebracht.
De heer Zegwaart stelt zich voor, dat een landelijke
of rustieke brug hier op haar plaats zal zijn. Spreker
vraagt er de aandacht voor, dat bij aanleg van een dam,
hier een tweede eendenkom zal ontstaan als er reeds
een is tussen Lanckhorstlaan en Koediefslaan. Omwille
van de armoede waarin we leven zal spreker genoegen
nemen met een dam, ofschoon hij van mening blijft,
dat een brug het algemene beeld ten goede zou komen.
De heer van Lent, wethouder, zegt, dat de heren ge-
schrokken zijn van het benodigde bedrag. Bij elke
raming die hij onder ogen krijgt vergaat het hem precies
hetzelfde.
De vraag of aanbesteding zal plaats vinden, kan
spreker bevestigend beantwoorden.
In antwoord op de vraag van de heer Ir. Kooijmans
zegt spreker, dat in de begroting de lonen netto zijn
opgenomen. Hierop komen hoge opslagen, waarvoor
door de Prijsbeheersing toestemming is gegeven om
deze er bij te rekenen. De aannemer zal hiermede ook
rekening moeten houden.
De heer Zegwaart, aldus spreker, heeft zijn voorkeur
uitgesproken voor een landelijke brug. Spreker wil er
echter op wijzen, dat in 1941 reeds plannen bestonden
om de brug te vernieuwen. Met het oog daarop is toen
het advies gevraagd van Prof. Zwiers, waarbij deze te
kennen gaf, ,,dat het handhaven van het landelijk karak-
ter bij het maken van een brede verkeerstoegang z.i. het
best tot zijn recht zal komen, wanneer een dam wordt
gemaakt zonder borstweringmuren". Het is hier dus
niet alleen een kostenvraagstuk. Spreker is niet over-
tuigd dat een brug op deze plaats mooier zal zijn dan
een dam met duiker.
Het ontwerp-besluit wordt vervolgens zonder hoofde-
lijke stemming vastgesteld.
f,-