31 Maart 1949
73
ijverd voor een rechtstreekse busverbinding met Am-
sterdam. Spreker vraagt zich af of hier in streekverband
niets te bereiken zou zijn bijv. in samenwerking met
Hillegom en Bennebroek, dan wel door een particuliere
organisatie op initiatief van de Overheid.
Spreker kan het beleid van burgemeester en wethou-
ders begrijpen wanneer zij geen wijziging hebben ge-
bracht in de heffing van opcenten op de personele be-
lasting. Toch wil hij er op wijzen, dat blijkens een op-
gave van het Centraal Bureau voor de Statistiek over
1946 in dat jaai 94 van de 1016 gemeenten, tezamen
omvattende 4.663.101 van de 9.302.304 inwoners en
als volgt verdeeld over de provinciën: Limburg 0,
Utrecht 2,'Drente 3, Zeeland 3, Overijssel 7, Noord-
Biabant 9, Friesland 10, Zuid-Holland 12, Groningen
13, Gelderland 13 en Noordholland 22, reeds zijn over-
gegaan tot progressieve opcentenheffing op de personele
belasting. Maar de vele gevallen van samenwoning en
de te verwachten huurverhoging maken het afwachten
van burgemeester en wethouders wel begrijpelijk.
Spreker is daarmede gekomen tot het eigenlijk finan-
ciële gedeelte van de begroting en constateert, dat het
beeld daarvan als geheel niet onbevredigend genoemd
mag worden. Heemstede kan nog behoorlijke bedragen
v oteren voor het uiterlijk schoon der gemeente, waar-
door op vreemdelingen een goede indruk wordt ge-
maakt. Onbevredigend is de onvastheid van de rijks-
uitkeringen ingevolge de financiële verhouding tussen
het rijk en de gemeenten. De gemeenten weten rsu niet
waar zij aan toe zijn. Is hier sprake van onrnncht bij
et rijk? Het is wellicht goed de Minister van Binnen-
iandse Zaken te citeren, die in dit verband bij de be-
handehng van de begroting voor zijn departement in de
Iweede Kamer o.m. het volgende heeft gezegd:
..Ten aanzien van de provinciën hebben wij een ob-
jectieve regehng gekregen. Daar worden de uitkeringen
bepaald door maatstaven, waarbij elk subjectivisme is
uitgesloten maar bij de gemeenten is dit niet mogelijk
geweest. Wat zou het gevolg zijn, wanneer wij de be-
rekemngen precies gedetailleerd ter kennis van de qe-
meentebesturen zouden brengen? Dat, als de gemeente
bemerkt, dat het Rijk met betrekking tot bepaalde
posten ruim gerekend heeft ten voordele van de ge-