31 Maart 1949 81 zien, doch ook het oog te richten op de toekomst. In het verleden ligt het heden, in het nu, wat komen zal. Hoe moet ons oordeel luiden over het verleden. Spre- ker doelt hier niet alleen op het afgelopen jaar, maar op de gehele zittingsperiode van drie jaar. Is hier wat goeds tot stand gebracht? Spreker moet erkennen van wel. En door het college van burgemeester en wethou- ders ên door de raad is naar zijn mening met grote voortvarendheid gewerkt aan datgene wat binnen de mogelijkheden lag. Zowel ten goede als ten kwade. De gemeentebedrijven en -instellingen worden met grote bekv.raamheid geleid en ieder is daar van hoog tot laag zijn mannetje waard. Wanneer een klacht wordt inge- diend over het een of ander, wordt alles in het werk gesteld ze te onderzoeken en waar mogelijk direct ver- betering te brengen. Voor zover de politiek niet om de hoek kwam kijken ging alles van een leien dakje. Edoch bestaat veel misvatting wat de raad wel en wat de raad niet kan doen. Want ook hebben wij gedaan wat wettelijk voorgeschreven was, zoals woningbouw en salarissen en lonen, meer mochten we niet doen en spreker zou haast zeggen: ook niet minder mochten wij doen. Wat komt er van de woningbouw terecht wan- neer de regering geen materiaal en geld beschikbaar stelt? Wat komt er van loonsverhoging terecht wan- neer de regering zulks verbiedt? Zo min wij de soldij kunnen verhogen van een pauselijke zouaaf, zo min kunnen wij dat doen voor een gemeentewerkman. Voor- waar geen aanlokkelijk vooruitzicht. En wat lezen we in de toelichting van burgemeester en wethouders op de begroting? ,,In verband met deze beide punten, uitkering uit het gemeentefonds en ondernemingsbelasting, vestigen wij Uw aandacht op een ter inzage liggende circulaire van Gedeputeerde Staten, dd. 29 Dec. 1948, blijkens welke de Minister van Binnenlandse Zaken, het financiële beleid onder de werking van de noodvoorziening ge- meentefinanciën behandelende, wijst op de conjunctuur- gevoeligheid van de baten van het gemeentefonds, zo- dat de uitkering daaruit, vooral in de thans nog be- staande minder gunstige economische positie van ons land, vooralsnog niet kunnen worden beschouwd als inkomsten, die worden gekenmerkt door een zekere

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1949 | | pagina 39