34 12 Mei 1949 BELONING VAKONDERWIJZERS. Aan de Raad, Ten aanzien van de beloning van de vakleerkracht in de lichamelijke oefening bij het openbaar onderwijs, zoals deze laatstelijk is geregeld in het raadsbesluit van 29 April 1948, no. 46, heeft, blijkens van Gedeputeerde Staten van Noordholland ontvangen schrijven, de Minister van Binnenlandse Zaken medegedeeld, dat een hogere bezoldiging dan daarin is gesteld, aanvaard- baar wordt geacht, zij het dan dat het nieuwe maximum ook nu lager ligt dan dat volgens de regeling van 1940, verhoogd met de bekende toeslagen. Het is daarom gewenst dat deze beloning opnieuw wordt vastgesteld, rekening houdende met de richtlijnen van de Minister. Voor zover de aanspraken volgens de oude regeling gunstiger waren, kunnen deze echter aan belangheb- bende gegarandeerd worden. Wij menen, dat van deze gelegenheid gebruik ge- maakt behoort te worden om deze bezoldiging te lichten uit de gewone jaarwedderegeling voor de ambtenaren. Het is beter deze in een afzonderlijke verordening op te nemen en de regeling ook toepasselijk te maken voor andere vakleerkrachten dan in lichamelijke oefening. Dit is gewenst nu, krachtens het gewijzigde artikel 101 bis der Lager-onderwijswet 1920, bij de berekening van de vergoeding aan de bijzondere scholen voor be- loning van vakonderwijzers een factor is de beloning waarop deze volgens de gemeentelijke salarisregeling aanspraak zouden hebben gemaakt, indien zij in dienst van de gemeente waren geweest. Wij bieden U hierbij een ontwerp-besluit, waarin de nieuwe bezoldigingsregeling is opgenomen, ter vast- stelling aan, onder mededeling, dat het advies dat over het ontwerp van een tweetal organisaties is ingewonnen, bij de stukken voor U ter inzage ligt. Heemstede, 13 April 1949. Burgemeester en wethouders van Heemstede, J. P. W. van Doorn. De secrtaris, N. Vos.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1949 | | pagina 1