184 29 Juni 1949.
ontschuldiging aan te bieden, dat zij een burgemeester
heeft gehad, die er 32 jaar is geweest. Misschien pleit
dit voor de burgemeester of misschien ook wel voor de
burgerij. Ook is het mogelijk, dat de burgerij in de loop
der jaren wel eens een ander gezicht heeft willen zien.
Ik vind het aardig U een lij'st voor te lezen van de bur.
gemeesters die Heemstede in de laatste honderd jaren
heeft gehad.
Bij het inwerking treden van de gemeentewet in 1851
was hier burgemeester de heer Mr. M. S. F. de Moraaz
Imans.
In 1853 werd de heer Mr. M. S. P. Pabst burgemees.
ter, die in 1856 werd opgevolgd door de heer C. van
Lennep. In 1874 kwam hiervoor de heer J. P. Dôlleman,
daarna in 1891 de heer Mr. D. E. van Lennep, waarna
in 1916 ikzelf burgemeester werd. Het is opvallend dat
de laatste burgemeester van deze 6 't langst in functie
is geweest, n.l. 32 jaar. Met grote vreugde ben ik al
die jaren burgemeester geweest. Helaas leiden de om-
standigheden er toe, dat ik niet langer blijven mag. De
goede verhouding* die er bestond tussen de raad en mij,
heeft veel in mijn leven verzacht. Nog denk ik terug
aan 16 Augustus 1916, toen ik hier stond als jong bur-
gemeester, omringd door een aantal raadsleden, waar-
van thans niemand meer van de raad deel uitmaakt.
Vriendelijk werd ik toen toegesproken door de loco-
burgemeester de heer van Houten, die toen o.a. zeide,
dat een lid van gedeputeerde staten eens gezegd heeft:
„wat uit Heemstede komt is altijd even netjes in orde".
En dat is nog zo! Wat uit Heemstede komt, kan de
toets der critiek doorstaan. Waarom was dat 'zo? Om-
dat in de raad van Heemstede al jaren lang een goede
geest heerst, die maakte dat men elkaar begreep, waar-
deerde en aanhoorde, niet alleen in de raad, maar ook
in de raadscommissies en bij de verschillende diensten.
Ik denk hierbij ook aan de ambtenaren en werklieden
van hoog tot laag. En hoewel daarmede buiten de orde
der vergadering gaande, doet het mij groot genoegen,
dat zovele ambtenaren dit afscheid van mij bijwonen,
omdat ik daardoor in de gelegenheid ben te zeggen, hoe
dankbaar ik U allen ben, dat U dit alles gedaan hebt,
niet voor mij, maar voor de gemeente.
Op een dag als deze wordt men in het zonnetje gezet.
Maar als ik in t zonnetje word gezet, moeten anderen