59
25 Augustus 1949
TIJDELIJKE BIJSLAG EN TIJDELIJKE KINDER-
TOESLAG GEMEENTEPERSONEEL.
Aan de Raad,
Bij uw besluit van 25 November 1948 no. 119 werden
wij gemachtigd om, overeenkomstig de door de Minister
van Binnenlandse Zaken bij brief van 4 November 1948
verstrekte richtlijnen een bijslag op het salaris of loon
van het gemeentepersoneel uit te keren, zulks geheel
overeenkomstig de regeling zoals die bij Koninklijk
Besluit ten gunste van het burgerlijk rijkspersoneel zou
worden vastgesteld.
Dit gold voor hen, voor wie het salaris of loon ten
hoogste 308,— per maand of /71.— per week
bedroeg.
Onder dagtekening van 26 November 1948 werd
daarop een circulaire van dezelfde Minister ontvangen,
waarbij verzocht werd evenals dit voor het rijkspersoneel
zou geschieden, een verdere tijdelijke loontoelage te
verlenen, welke regeling hierop neerkwam, dat een der-
gelijke toelage werd toegekend te beginnen met het
twcede kind voor elk kind, waarvoor kindertoelage
werd genoten. Deze toelage bedroeg:
a. voor hen, die in hun betrekking bij voortduring een
volledige dagtaak vonden, 0.25 per kind per week,
onderscheidenlijk f 1.10 per kind per maand;
b. voor hen, die in hun betrekking niet bij voortduring
een volledige dagtaak vonden, /0.01 per kind per
2 werkuren.
Deze regeling ging, evenals die voor de tijdelijke
bijslag, in op 1 November 1948 voor hen wier bezoldi-
ging of loon per maand of over een langere tijdruimte
werd betaald en op de eerste dag van de loonweek
waarin 1 November 1948 viel, voor hen, wier bezoldi-
ging of loon per week werd betaald.
Het centraal orgaan inzake gemeenschappelijke be-
handeling van gemeentelijke personeelsaangelegenheden
berichtte ons bij brief van 7 December 1948 no. 571,
dat de overeenstemming welke in het centraal overleg