24 November 1949
276
wethouders zijn hierop toen niet ingegaan. Enige tijd
later kwam een schrijven binnen van de N.Z.H.V.M.
waarbij dit huisje werd aangeboden. Naar sprekers
mening is het moeilijk om te bedingen dat vöôr aan-
vaarding van het wachthuisje het eerst geschilderd moet
worden. Spreker is niet voor sloping van het huisje met
het oog op de dan zichtbaar komende achterliggende
terreinen Ook is daar ter plaatse een urinoir aanwezig.
Afbraak zal het aanzien van de gemeente op dit punt
niet verfraaien. Met betrekkelijk geringe kosten zal het
huisje een behoorlijk aanzien kunnen worden gegeven.
Spreker dringt sterk aan op behoud van het huisie, ook
op de gronden door Mevr. van Nispen naar voren ge-
bracht.
De heer Mr. Zeelenberg vraagt of burgemeester en
wethouders zich over de kösten van het opknappen van
het huisje een oordeel hebben gevormd.
De Voorzitter weet niet wat het zal kosten.
De heer Dr. Brongersma is door de woorden van de
voorzitter niet overtuigd. Spreker zou gaarne zien dat
alsnog bekeken wordt de voorwaarde te stellen dat
het wachthuisje eerst wordt opgeknapt. Spreker is tegen
sloping van het huisje. Als de raad van mening is dat
het huisje gesloopt moet worden, dan is het z.i. het een-
voudigst dat de gemeente de schenking niet aanvaardt.
Als het niet wordt aanvaard, zal immers de N.Z.H.V.M.
het huisje slopen en de huur van de grond opzeggen. De
gemeente zal dan enkel de huur missen.
De heer van Hees vraagt of de kosten van herstel
van het wachthuisje niet gemeenschappelijk kunnen
worden gedragen. Voorts vraagt spreker hoe de toe-
stand vroeger is geweest, met name of in de tram-
concessie daaromtrent geen bepalingen waren opgeno-
men. Nu blijkt, dat het tramhuisje erg verwaarloosd is,
is het misschien mogelijk daarop aan de hand van de
concessie terug te komen.
De heer Mr. Dr. van Bruggen betoogt, dat als het
uitgangspunt is dat de bestaande wachthuisjes de be-
stemming blijven behouden om wachtende passagiers
gelegenheid tot schuilen te bieden, het behoud van de