10
26 Januari 1950.
een afgevaardigde van een schoolbestuur daarvan ook
zelf deel uitmaakt. Voldoende is het, dat de te zenden
afgevaardigde ook inderdaad het vertrouwen van het
schoolbestuur heeft.
De heer Mr. Dr. van Bruggen zegt, dat niemand uit
het door hem gesprokene zal hebben opgemaakt, dat hij
tegen het voorstel zelf was. Integendeel. Spreker acht
het voorstel een stap in de goede richting. Een volledige
overgang naar de stichtingsvorm zou spreker meer ge-
legen hebben. Intussen dankt spreker de wethouder voor
de aangename wijze waarop hij hem heeft geantwoord.
De instelling van de advies-commissie acht spreker,
zoals gezegd, al reeds een verbetering. In tegenstelling
met de wethouder meent spreker, dat hier niet gesproken
mag worden van soesah. Hoe meer mensen in de samen-
Ieving men voor deze zaak interesseren kan, des te
aangenamer is zulks spreker. AIs de maatschappij zelf
de benodigde krachten opbrengt, dan kan de maat-
schappij deze zaken zelf doen, mits de overheid daarop
toeziet. Spreker zal het voorstel van burgemeester en
wethouders volmondig steunen.
De heer Mr. Zeeienberg wijst er nog op, dat er ver-
plichte en vrijwillig verzekerden bij de ziekenfondsen
zijn ingeschakeld. Deze categorieën worden afzonderlijk
geadministreerd. Nu blijkt dat er bij de onverplicht ver-
zekerden een jaarlijks tekort is en bij de verplicht ver-
zekerden een jaarlijks overschot voorkomt. Als het geld
dat de ziekenfondsen moeten betalen komt uit het over-
schot van de verplicht verzekerden, dan betekent dat z.i.
weer een subsidie te meer aan die helft die al te kort
komt.
Het is de heer Disselkoen, wethouder, niet bekend,
uit welke pot het geld komt. Spreker vraagt zich af wat
dat de gemeente aangaat. Z.i. is dit een zaak van de
ziekenfondsen zelf.
De heer Mr. Zeelenberg meent, dat het niet hele-
maal een zaak van de ziekenfondsen alleen is, maar ook
niet alleen een zaak van de gemeente.
Het ontwerp-besluit wordt vervolgens zonder hoofde-
lijke stemming vastgesteld.