26 Januari 1950.
15
herinnert er aan, dat veertig jaar geleden woningen
werden gebouwd met alcoven en bedsteden. Toen in
deze wijze van bouwen verandering werd gebracht,
kwam daartegen aanvankelijk heftig verzet, omdat men
niet in een ledikant wenste te slapen. Nu is het echter
zo, dat niemand meer in een alcoof of bedstede de
nacht wenst door te brengen, een duidelijk bewijs dus
dat men naar nieuwe ideeën moet toegroeien. Zo ook
is deze opzet als proef bedoeld. Als mocht blijken, dat
de bedoelde woningen onbewoonbaar zijn, dan zal spre-
ker de eerste zijn om ongelijk te bekennen en alsdan
door het plaatsen van een muurtje in de kamer de
woning te doen omvormen in een tweekamerwoning.
Burgemeester en wethouders staan op het standpunt,
dat een woonkamer aan de straat moet zijn gelegen,
omdat dit gezelliger is, aangezien men anders in de tuin
zit te kijken. Deze indeling is aantrekkelijker dan wan-
neer de zgn. mooie kamer aan de voorzijde is gelegen.
Ten aanzien van het geopperde bezwaar dat de grote
kamer moeilijk te verwarmen zal zijn, merkt spreker op,
dat de kamer een breedte heeft van 3.77 m. Zou men
de schoorsteen in het midden van de kamer plaatsen,
dan zou daar slechts een smalle plaats overblijven,
omdat men er op moet rekenen, dat, als de bewoner
geen haard heeft, hij een kachel moet plaatsen, die
zeker 1.25 m in de kamer komt te staan. Dat men bij
een vorstperiode moeite zal hebben om de kamer warm
te stoken is een bezwaar, dat men ook in andere huizen
tegenkomt. Bovendien schaart men zich bij kou in de
regel toch om de kachel. Dit bezwaar zal zich echter
slechts een paar weken per jaar doen gevoelen, waar-
tegenover vijftig weken staan, waarin dat niet het geval
zal zijn en men in een mooie ruime kamer zit.
Op het bezwaar van de heer Reijnders dat de hoek-
huizen juist aan de eerste kou zijn blootgesteld, ant-
woordt spreker, dat van de eindwoningen er één met de
grote kamer op het Zuiden ligt en één op het Oosten.
Deze woningen zijn minder diep en daardoor geëigend
voor eenkamerwoningen. De heer Reijnders behoeft niet
ongerust te zijn dat de woningen koud zijn.
De heer Zegwaart, aldus spreker, heeft gezegd, niet
afwijzend te zullen staan tegenover het voorstel van
burgemeester en wethouders als spreker de toezegging