26
26 Januari 1950.
ken, dat dan nog geen benoeming is geschied, dan is
zijnerzijds een voorstel te verwachten. Dit is geen poli-
tieke zaak, waarom spreker verwacht, dan de andere
fracties bereid te vinden unaniem een adres tot de
Kroon te richten.
De heer Mr. Zeelenberg zegt, dat het aan de heer
Mr. Dr. van Bruggen is om voor het argument van de
voorzitter te zwichten. Spreker acht het zenden van een
adres ook nu niet bezwaarlijk, zelfs niet hangende de
beantwoording van de vragen in de Eerste Kamer.
De Voorzitter zegt, dat burgemeester en wethouders
van mening zijn, dat hierop in een volgende vergadering
kan worden teruggekomen.
De heer Mr. Zeelenberg merkt op, dat aardigheden
en sarcasme in deze kwestie niet helpen. Dit dringt niet
tot Den Haag door. De raad zal zelf aan de bel moeten
trekken.
De heer Kamerbeek wijst er op, dat wat hij gaat zeg-
gen geen aanmerking is op het beleid van burgemeester
en wethouders. Spreker heeft bij de toegezonden raads-
stukken aangetroffen een brochure ..Volksgezondheid
in gevaar Spreker vraagt burgemeester en wethou-
ders alsnog te overwegen of het wel juist is dit soort
brochures bij de raadsstukken te voegen. Hij acht het
niet juist brochures, ongeacht welke strekking zij heb-
ben, aan de raadsleden door te zenden. Wel heeft spre-
ker zich afgevraagd of het wel juist zou zijn indien
burgemeester en wethouders hiermede zouden doorgaan,
omdat zij daardoor wel eens in moeilijkheden zouden
kunnen komen. Hij verzoekt burgemeester en wethou-
ders deze zaak nog eens onder ogen te zien en hem
hierop in de volgende vergadering te antwoorden.
De Voorzitter antwoordt, dat de toezending op een
misverstand berust.
Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.
De secretaris.
De voorzi