8
26 Januari 1950.
die vooral voor arbeiderskinderen van grote waarde is.
De heer Mr. Dr. van Bruggen maakt natuurlijk geen
gebruik van de tandheelkundige verzorging, die de
ziekenfondsen bieden. Was dit wel het geval, dan zou
hij ondervinden, dat deze zeer slecht geregeld is. Daarom
zal spreker het toejuichen. dat de schooltandartsen-
dienst blijft werken als in het verleden het geval is
geweest.
Voorts vraagt spreker bij artikel 2, onder g en h, of
de aan te wijzen vertegenwoordiger lid moet zijn van
een schoolbestuur of dat het schoolbestuur iemand als
vertegenwoordiger kan aanwijzen, die geen deel van
het schoolbestuur uitmaakt.
De heer Disselkoen, wethouder, wil beginnen met de
opmerking van de heer Mr. Dr. van Bruggen inzake de
raadscommissie die hierbij dient te worden ingeschakeld.
Naar sprekers mening is dit een zaak, die de volks-
gezondheid betreft. fdet is geen onderwijs-affaire en ook
geen sociale zaak, omdat hier kinderen behandeld wor-
den ongeacht de maatschappelijke welstand van de
ouders. Hier is ook geen sprake van een kwestie van
staatssocialisme. Men moet deze zaak niet te veel öp-
blazen en omhangen met grote woorden.
Nadat Dordrecht de primeur van een schooltand-
artsendienst had gehad, aldus spreker, heeft Dr. Droog
voor Heemstede een schooltandartsendienst voorgesteld
en deze geregeld op een wijze, die aan de raad nooit
één woord van kritiek heeft ontlokt. Intussen zijn dit
soort diensten in vele gemeenten ingesteld, waarbij zij
plaatselijk al of niet gemeentelijk geregeld werden. In
die tijd was het zo, dat men minder dan nu, de maat-
schappelijke betekenis erkende. In gemeenten waar geen
schooltandartsendienst is en men tot oprichting daarvan
overgaat, is er misschien niets tegen, dat deze dienst ge-
vormd wordt door andere organen. Wij weten dat de
hier bestaande schooltandartsendienst goed is, waarom
spreker het met de heer Reijnders eens is waar hij zegt,
dat men geen oude schoenen moet weggooien alvorens
men nieuwe heeft. Deze handhaving van het bestaande
dat goed is, heeft de heer Mr. Dr. van Bruggen conser-
vatisme genoemd. Spreker wil deze uitlating uit die
mond niet zien als eer. blaam, maar als lof aan het adres
van burgemeester en wethouders.