i
I
1
gglgplî?
26 Januari 1950. 9
De hele materie van de schooltandheelkundige zorg,
aldus spreker, staat op de helling en zal in de toekomst
waarschijnlijk door het Rijk geregeld worden, naar
analogie van de schoolartsenregeling. Ook dit is een
reden om niet méér te wijzigen dan nu wordt voor-
gesteld.
De ziekenfondsen erkennen, dat de schooltandartsen-
diensten voor hen van grote betekenis zijn, omdat zij
preventief werken. Daarvoor betaalt men f 2.per
leerling per jaar. Op een congres voor sociale tandheel-
kunde, dat spreker vorig jaar bijwoonde, bleek deze
mogelijkheid misschien ook voor gemeentelijke diensten
te bestaan.
Burgemeester en wethouders hebben daarom getracht
dezelfde bijdrage te verwerven. Het is dus niet zo, dat
de bestaande dienst niet goed is, maar het vooxstel is
alleen gedaan om de daaraan verbonden f 2000.
f 2500.te kunnen incasseren. Daarvoor nemen burge-
meester en wethouders de grote soesah en een grote
commissie op de koop toe. Äls de ziekenfondsen hier-
mede accoord gaan en hunnerzijds geen behoefte wordt
gevoeld aan een verder prijsgeven van de zeggenschap
die de gemeente hierin heeft, dan zien burgemeester en
wethouders niet in waarom van die zeggenschap vrij-
willig afstand zou moeten worden gedaan. De samen-
werking is hier dus nog verder doorgetrokken.
De heer Mr. Dr. van Bruggen, vervolgt spreker, heeft
bij artikel 4 er op gewezen, dat hij een aanbeveling niet
zo gelukkig gekozen acht als een voordracht of een
benoeming door belanghebbenden. Spreker stelt daar
tegenover, dat als de ziekenfondsen daarmede genoegen
nemen, hij niet inziet waarom burgemeester en wethou-
ders dan nog verder zouden gaan.
Ten aanzien van de gemaakté opmerking bij artikel 6
wijst spreker er op, dat daarin uitdrukkelijk de beperking
voorkomt, dat de door de schooltandarts te geven ver-
plichte inlichtingen de dienst moeten betreffen, precies
dus overeenkomstig het gesprokene door de heer Mr. Dr.
van Bruggen.
Spreker dankt de heer Reijnders voor diens steun aan
het voorstel.
In antwoord op de vraag van de heer Zegwaart bij
artikel 2, g en h, zegt spreker, dat het niet nodig is, dat
f\
-
1
I