14 Februari 1950.
57
iegenheid van de algemene beschouwingen nu eenmaal
gebruikelijk is. Als de raad zich de woorden van de
heer Kamerbeek wil aantrekken dan gaat spreker daar-
mede accoord. Als voorzitter kan hij echter niet in-
grijpen.
De heer Kamerbeek merkt op, dat het door hem ge-
sprokene geen critiek op de leiding van de voorzitter
inhoudt, doch slechts een verzoek aan de raad was.
Z.i. dienen de besprekingen zakelijk gehouden te
worden.
De heer Mr. Bakhuizen van den Brink, wethouder, zegt.
dat hij gaarne namens het gehele college van burgemees-
ters en wethouders de algemene beschouwingen van
de raad zai beantwoorden, doch dat hij, alvorens dat te
doen, eerst alieen namens de beide jongere wethouders
en de secretaris wil spreken, namelijk om zich aan te
sluiten bij de woorden van dank en lof, uit de raad tot
de voorzitter gericht. Het is herhaaldelijk voorgekomen,
dat de raad de voorzitter heeft doen blijken van zijn
gevoelens van dankbaarheid voor de wijze waarop de
heer van Lent, gedurende de 202 dagen dat Heemstede
zonder burgemeester was, de gemeente heeft geleid. Tot
dusver heeft het college van burgemeester en wethou-
ders daartoe nog geen gelegenheid gehad, maar het
coilege acht nu de tijd gekomen aan zijn gevoelens uit-
drukking te moeten geven. Spreker is bij overweging
tot de conclusie gekomen, dat er drie factoren van be-
Jang zijn om een goed burgemeester te kunnen zijn, n.l.
bekwaamheid, ambitie (naarstigheid, ijver), en be-
schikbaarstelling van zijn volle tijd, wil hij de vele werk-
-aamheden en verplichtingen, aan het burgemeesters-
ambt verbonden, goed kunnen nakomen. De heer van
-ent heeft aan deze drie voorwaarden voldaan. Als
oude Heemsteder kent hij de gemeente door en door,
heeft hij een grote belangsteliing voor alles wat in
eemstede gebeurt. Hij is begiftigd met een scherp
!t*2 t en een ^e'^er verstand, kan leiding geven en heeft
e a™kitie en ijver om veel te doen en dat zo snel moge-
lijk. Een maandenlang moeten waarnemen van het bur-
gemeestersambt brengt ongetwijfeld nadeel toe aan
privé-beiangen. Daarom is het zo in de heer van Lent
te prijzen, dat hij toch zo n groot deel van zijn druk