14 Februari 1950.
79
schuld. Hij neemt aan, dat deze bestaat uit onroerend
goed en materieel. Wel vraagt spreker, of de werke-
lijke waarde van deze zaken in overeenstemming is met
het bedrag dat in het bedrijf gestoken is. Voorts vraagt
spreker of het verantwoord is, dat er voor het gasbedrijf
wederom geld wordt opgenomen en of dit noodzakelijk
is.
Onder volgno. 40 ,,jaarwedden en wachtgeld" heeft
spreker een raming aangetroffen voor een vacature van
boekhouder van f 5600.Als deze vacature wordt
vervuld, vindt spreker het verschil tussen het salaris
van directeur en boekhouder wel een klein beetje aan
de geringe kant. Houdt men hierbij rekening, dat bij
het salaris van de directeur dient te worden geteld een
vrije ambtswoning en vrije verwarming, vuur, water en
licht, dan vervalt daarmede een groot deel van sprekers
bezwaar.
De heer Disselkoen, wethouder, antwoordt, dat ver-
lies aan gas natuurlijk niet prettig is, maar wel gang-
baar. In dit cijfer is ook het eigen verbruik begrepen en
het gebruik voor de dienstwoningen. Een percentage
gasverlies van 10 wordt algemeen aangenomen. On-
middellijk na de oorlog is dit percentage hoger geweest.
Het is natuurlijk niet zeker, dat 10 wordt verloren,
want het geldt hier slechts een raming. Bij het opzetten
van een begroting is 10 echter usantieel.
De redenering van de heer Kamerbeek, dat de winst
f 55.000.bedraagt min f 68.000.voor een lening,
gaat niet op. De winst komt in de gemeentekas, terwijl
men voor de lening van f 68.000.ook de volgnos. 22
en 66 van de kapitaaldienst in aanmerking moet nemen.
Hierin wordt volgno. 22, zijnde f 68.000.goedge-
maakt door volgno. 66 ad 70.000.Of het geraamde
bedrag van f 68.000.ook uitgegeven wordt, is niet
zeker. Voor de warmwater-doorstroom-apparaten is
b.v. niet bekend welk bedrag nodig zal zijn, omdat dit
afhangt van de vraag naar deze apparaten. Hiervoor
komt steeds een bedrag terug. Dit is te zien als een
stelpost.
Ten aanzien van de vraag van de heer Kamerbeek
of de dekking van de schuld voldoende is, merkt spreker
op, dat deze ruimschoots voldoende is. Voor allerlei
kapitaalsuitgaven wordt jaarlijks rente en aflossing ge-