14 Februari 1950.
85
voor kapitaalverstrekking. Spreker vraagt voor welke
tijdsduur deze kapitaalverstreMSng voldoende wordt
geacht.
De heer Disselkoen, wethouder, kan zich voorstellen,
dat de heer Hopstaken een pleidooi houdt voor ver-
laging van de winkeltarieven. Als een tariefsherziening
onder de loupe wordt genomen, dan zullen ook de win-
keltarieven daarin betrokken worden. Spreker wijst er
echter op, dat deze tarieven hier niet ongunstig zijn. Zij
zijn b.v. goedkoper dan die in Haarlem. Dat mag men
niet over het hoofd zien. Burgemeester en wethouders
streven er in deze materie naar om de kosten van het
noodzakelijk levensonderhoud zo laag mogelijk te hou-
den. Het is niet zo, dat het hoog tijd voor de winkeliers
is dat de electriciteitstarieven verlaagd worden.
In antwoord op een vraag van de heer Brink zegt
spreker, dat de uitbreiding van de verlichting van de
Leidsevaartweg nu in zo'n post kapitaalverstrekking
voor uitbreidingen begrepen is.
In antwoord op de vraag van de heer Kamerbeek zegt
spreker, dat ongeveer 1 Yi jaar geleden is besloten
f 315.000.te investeren in de bouw van transforma-
torstations, hoogspanningsstation, kabels enz. Hiervan
is een bedrag in volgno. 49 opgenomen. De afschrij-
vingspercentages worden door de raad vastgesteld.
Voor elk onderdeel bestaan verschillende percentages.
Spreker zal de heer Kamerbeek het bedoelde raads-
besluit toezenden.
De heer Kamerbeek gaat het minder om de kwestie
van het zien van een specificatie. Spreker heeft over
deze leningen advies ingewonnen ten aanzien de vraag
voor welk aantal jaren zij lopen. Daarbij is hem ge-
bleken, dat zij minimaal 20 jaar lopen. Over welke
tijdsduur een lening lopen kan, hangt af van de tijdsduur
welke de apparaten mee kunnen gaan.
Bij de salarissen heeft het.spreker verwonderd, dat
de directeur van openbare werken een salaris geniet
van f 6780.en Ir. Bierdrager f 5170.terwijl voor
een vacature van boekhouder bij de bedrijven wordt ge-
raamd 5600.Spreker vindt de verhoudingen niet
juist. Als hiervoor hetzelfde antwoord geldt dat de wet-
houder bij de behandeling van de begroting voor het