88
14 Februari 1950.
De heer Mr. Bakhuizen van den Brink, wethouder,
zegt, dat naar de mening van burgemeester en wethou-
ders voor deze schuld een behoorlijke dekking aanwezig
is.
De heer Mr. van Wijk verzoekt bij het aangaan van
nieuwe verplichtingen hier niet automatisch op door te
gaan.
De heer Mr. Bakhuizen van den Brink, wethouder,
zegt toe, dat deze zaak dan bekeken zal worden.
De heer Mr. van Wijk vraagt of het geraamde be-
drag onder volgno. 43 ..Kosten van onderzoekingen en
werkzaamheden op de niet in bouwexploitatie te bren-
gen terreinen van de ,,Ruïne het Oude Slot" een nieuwe
post is.
De heer Mr. Bakhuizen van den Brink, wethouder,
antwoordt ontkennend. Het betreft hier een overschrij-
ving van een post, die het vorige jaar niet gebruikt is.
Deze begroting wordt vervolgens zonder hoofdelijke
stemming vastgesteld.
De Voorzitter stelt voorts aan de orde de begroting
voor het
RESERVEFONDS VOOR BIJZONDERE
DOELEINDEN
voor 1950, aangevende in inkomsten en uitgaven een
bedrag van f 375.500.
De heer Mr. Dr. van Bruggen vraagt of hij het goed
heeft, dat dit fonds er reeds was vöôr de wijziging van
de begrotings-voorschriften, Spreker vraagt waardoor
dit fonds is ontstaan.
De heer Mr. Bakhuizen van den Brink, wethouder,
antwoordt, dat dit fonds reeds jarenlang bestaat, doch
dat daarnaast met de nieuwe begrotingsvoorschriften
rekening moet worden gehouden, welke overbrenging
van saldi naar de kapitaaldienst voorschrijven.
De heer Mr. Dr. van Bruggen vraagt, of dit zo blijven
kan en of dit een spaarpot is.
De heer Mr. Bakhuizen van den Brink, wethouder,
antwoordt, dat de reserves der gemeente ten dele in dit