14 Februari 1950.
107
terwijl nu een operette zal worden opgevoerd. Hierdoor
zal het verlangen naar schouwburgbezoek worden ge-
stimuleerd. Men kan deze zaak dan ook zo zien, dat
het hier een stuk cultureel werk betreft. Spreker heeft
van het weer op 30 April geen ervaring, maar uiteraard
van het weer op 1 Mei wel. Het is wel voorgekomen,
dat men op die dag van de straat afstroomde. Maar er
waren toch ook veel 1 Mei-dagen, dat de festiviteiten
wel slaagden. Spreker wijst er nog op, dat het Zondag
tijdens de voetbalwedstrijd van R.C.H. kouder was dan
in April kan worden verwacht. Geeft de mensen wat de
moeite van het aankijken waard is en de rest komt
van zelf.
De heer Mr. van Wijk zegt. dat de wethouder ook na
diens enthousiaste betoog niet zal verwachten, dat spre-
kers instemming met deze post groter geworden is.
Naar spreker nu heeft vernomen, zal men met deze
voorstellingen afdalen tot de operette. Dit heeft z.i.
weinig met een volksfeest te maken. Bovendien ver-
wacht de wethouder in het algemeen hierdoor een toe-
neming van de belangstelling voor het toneel. Spreker
meent, dat de commissie Koninginnedag hiermede niet
de goede kant uitgaat. Hij is van mening, dat een volks-
feest moet voortkomen uit het volk, dus met krachten
en gelden van het volk.
De heer Reijnders herinnert er aan, dat men vroeger
niet zonder oranje op. over straat kon gaan. Spreker
walgt er nog van als hij er aan denkt, wat men in die
dagen volksfeesten noemde. Vechtpartijen, dronken-
schap en gelal op straat kwamen meermalen voor. Na
de oorlog is men begonnen wat van de volksfeesten te
maken. Jeugdige mensen namen initiatieven. waarbij de
raad remmend werkte door niet f 11.000,zoals ge-
vraagd was, voor volksfeesten beschikbaar te stellen,
doch f 6000.Ook hiermede moet men binnen de
grenzen van de werkelijkheid blijven. Men mag voor- of
tegenstander van een operette zijn, hoofdzaak is dat
het feest in ordentelijkheid gevierd wordt. Spreker is
er van overtuigd, dat met deze commissie de viering van
de Koninginnedag werkelijk een volksfeest zal blijven.
De heer Verhoeven kan niet onderschrijven hetgeen
de heer Reijnders over de viering van de Koninginnedag